Noodsituaties
Als het waarschuwingslampje gaat
branden, verminder dan uw snelheid en
vermijd ook hard door de bochten te
rijden en plotseling te remmen. We raden
aan om uw voertuig te laten inspecteren
door een erkende HYUNDAI-dealer.
Controleer de conditie en de
bandenspanning van alle vier de banden
en reset vervolgens het TPMS-systeem
(zie voor meer informatie het gedeelte
"TPMS resetten" in dit hoofdstuk) of neem
de nodige maatregelen, zoals het
repareren of vervangen van de banden.
Als er geen erkende HYUNDAI-dealer in
de buurt is, stop dan op een veilige plaats
en controleer de conditie en de
bandenspanning van alle vier de banden
en reset vervolgens het TPMS.
Als u de bandenspanning niet kunt
aanpassen, gebruik dan de
bandenmobiliteitskit (TMK) om de te lage
bandenspanning te verhelpen of vervang
het met een reserveband (indien van
toepassing). We raden aan om uw
voertuig te laten inspecteren door een
erkende HYUNDAI-dealer.
U kunt een lekke band wellicht niet
herkennen door er gewoon naar te kijken.
Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter van goede
kwaliteit om de bandenspanning te
meten. Houd er rekening mee dat een
warme band (vanwege het rijden) een
hogere spanning heeft dan een koude
band. Een koude band houdt in dat de
auto gedurende 3 uur heeft stilgestaan of
niet meer dan 1,6 km (1 mijl) heeft
gereden gedurende deze periode van 3
uur. Laat de band afkoelen voordat u de
bandenspanning meet. Zorg er altijd voor
dat de band koud is voordat u deze op de
aanbevolen spanning brengt.
8-10
• Het waarschuwingslicht kan mogelijk
blijven branden nadat het reservewiel is
vervangen. Vervang alleen met banden
van de originele afmetingen.
• Het TPMS is geen vervanging voor
correct bandenonderhoud. Het is de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste aanbevolen
bandenspanning te handhaven, de
banden moeten regelmatig worden
geïnspecteerd om de aanbevolen
spanning aan te houden.
• Het waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning kan gaan branden als
het TPMS niet gereset is terwijl dat
nodig is.
• Mogelijk gaat het
waarschuwingslampje voor lage
bandenspanning in de winter of bij
koud weer branden als de banden bij
warm weer op de aanbevolen spanning
zijn gebracht. Dit betekent niet dat uw
TPMS een storing vertoont, omdat de
lagere temperatuur leidt tot een
evenredige verlaging van de
bandenspanning. Controleer de
bandenspanning en zorg dat die op de
aanbevolen waarde komt.
• De prestaties van het TPMS kunnen in
de volgende situaties afnemen:
- Reset is onjuist uitgevoerd.
- Gemonteerde banden zijn niet van de
originele maat.
- Rijden op moeilijke wegen,
bijvoorbeeld besneeuwd, glad of
onverhard.
- Herhaaldelijk scherpe bochten
nemen, plotseling accelereren of
remmen.
- Te langzaam of te snel rijden.
- Het voertuig is overbeladen.
- Reservewiel of sneeuwkettingen zijn
gemonteerd.