5. Controleer of de melding "Standaard
bandenspanning opgeslagen"
verschijnt op het instrumentenpaneel
en het L waarschuwingslampje
ongeveer 4 seconden knippert.
• Als de melding "Standaard
bandenspanning opgeslagen" op het
instrumentenpaneel niet verschijnt of
het L waarschuwingslampje knippert
niet, probeer het opnieuw vanaf stap 2.
• Wanneer het bericht "Bandenspanning
instellen na parkeren van de auto" op
het paneel verschijnt, stopt u de auto
en houdt u de OK-knop opnieuw
ingedrukt.
• Raadpleeg het sectie "Banden en
wielen" in hoofdstuk 2 voor meer
informatie over de aanbevolen
bandenspanning voor uw voertuig.
Voor een normale werking van het TPMS
moet u in de volgende situaties een
reset uitvoeren:
• Na reparatie of vervanging van een
band of wiel.
• Na het draaien van de positie van een
band of wiel.
• Na het corrigeren van de
bandenspanning.
• Wanneer het waarschuwingslampje
"Lage bandenspanning" brandt.
• Na vervanging van de vering of het
ABS/ESC.
OPGELET
• Voer een reset uit nadat de
bandenspanning van alle vier de
banden op de aanbevolen spanning is
ingesteld. Als u een reset uitvoert
zonder eerst de bandenspanning aan te
passen, wordt het
waarschuwingsgeluid mogelijk niet of
niet goed geactiveerd.
• Als de bandenspanning van de vier
banden eenmaal is aangepast, mag
men niet vergeten om de reset uit te
voeren. Anders kan er een storing in het
systeem optreden en wordt het
waarschuwingsgeluid mogelijk niet of
niet goed geactiveerd.
• Pas de bandenspanning aan wanneer
de banden koud zijn. "Koude banden"
wil zeggen dat er de laatste drie uur niet
met de auto is gereden, of niet meer
dan 1,6 km.
Lampje voor lage
bandenspanning
2C_TPMSHighLine
Wanneer het waarschuwingslampje Lage
bandenspanning (L) gaat branden en er
gedurende 10 seconden een
waarschuwingsbericht op het
instrumentenpaneel wordt weergegeven,
is de bandenspanning van een of meer
van uw banden te laag.
De positie van de band met de lage
spanning wordt ook weergegeven.
(indien van toepassing)
8
8-9