Veiligheidsvoorzorgsmaatre-
gelen
Het afstellen van de stoelen zodat u in een
veilige en comfortabele houding zit,
speelt een belangrijke rol voor de
veiligheid van de bestuurder en
passagiers, evenals veiligheidsgordels en
airbags bij een ongeval.
WAARSCHUWING
Gebruik geen kussen dat de wrijving
tussen de stoel en de passagier
vermindert. De passagier kan bij een
aanrijding of een noodstop onder de
gordel doorglijden.
Er kan ernstig letsel ontstaan als de
veiligheidsgordel niet correct kan
werken.
Airbags
U kunt maatregelen nemen om het risico
op letsel door een opgeblazen airbag te
verkleinen. Als u te dicht bij een airbag zit,
neemt het risico op letsel aanzienlijk toe
als de airbag wordt opgeblazen. Zet uw
stoel zo ver mogelijk naar achteren,
waarbij u de auto nog wel onder controle
moet kunnen blijven houden.
WAARSCHUWING
Om het risico op ernstig of dodelijk letsel
als gevolg van een opgeblazen airbag te
verminderen:
• Zet de bestuurdersstoel zo ver mogelijk
naar achteren terwijl u de controle over
het voertuig behoudt.
• Zet de voorpassagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren.
• Houd het stuurwiel vast op 9 en 3 uur,
zodat de kans op letsel aan uw armen
en handen tot een minimum beperkt
wordt.
• Plaats nooit iets of iemand tussen een
inzittende en de airbag.
• Laat, om de kans op beenletsel tot een
minimum te beperken, de
voorpassagier zijn voeten of benen
nooit op het dashboard zetten.
Veiligheidsgordels
Doe bij elke rit voor het wegrijden eerst de
veiligheidsgordel om. Passagiers moeten
te allen tijde rechtop zitten en de
veiligheidsgordel correct dragen. Baby's
en kleine kinderen moeten worden
beveiligd in een geschikt kinderzitje.
Kinderen die uit een stoelverhoger zijn
gegroeid en volwassenen moeten met de
veiligheidsgordel worden beveiligd.
WAARSCHUWING
Om ernstig of dodelijk letsel te
voorkomen:
• Gebruik dezelfde veiligheidsgordel
nooit voor meer dan één inzittende.
• Zet de rugleuning altijd zo veel mogelijk
rechtop en draag het heupgedeelte van
de veiligheidsgordel strak tegen het
lichaam aan en laag over de heupen.
• Laat kinderen of baby's nooit op schoot
van een passagier meerijden.
• Laat het schoudergedeelte van de
veiligheidsgordel niet langs uw nek,
langs een scherpe rand of achter uw
lichaam langs lopen.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
nergens tussen bekneld raakt.
3
3-7