Met uw auto rijden
Rijden in bochten
Maak een grotere bocht dan normaal als u
met een aanhanger wilt draaien. Hierdoor
voorkomt u dat uw aanhanger een zachte
berm, stoeprand, verkeersbord, boom of
ander object raakt. Voorkom rukken aan
het stuur of abrupte manoeuvres. Geef op
tijd richting aan.
Richtingaanwijzers
Bij het rijden met een aanhanger moet uw
auto over gewijzigde lampjes voor de
richtingaanwijzers en extra bedrading
beschikken. De groene pijlen in uw
instrumentenpaneel gaan knipperen als u
afslaat of van rijstrook verandert. Indien
de verlichting van de aanhangwagen
correct is aangesloten gaat deze
eveneens knipperen, om aan andere
bestuurders aan te geven dat u gaat
keren, van rijstrook veranderen of
stoppen.
Bij het rijden met een aanhanger gaan de
groene pijlen in het instrumentenpaneel
eveneens knipperen bij het keren als de
gloeilampen van de aanhanger
doorgebrand zijn. Hierdoor denkt u dat
bestuurders achter u uw
richtingaanwijzers zien, terwijl dit in
werkelijkheid niet het geval is. Daarom is
het belangrijk dat u regelmatig de
werking van de verlichting van uw
aanhanger controleert. Controleer de
verlichting tevens wanneer u de
bedrading losmaakt en aansluit.
WAARSCHUWING
Sluit de aanhangerverlichting niet
rechtstreeks op de verlichtingsinstallatie
van uw auto aan. Gebruik een
goedgekeurde kabelboom voor
aanhangers. Anders kan dit voor schade
aan de elektrische installatie van de auto
en/of persoonlijk letsel zorgen. Wij
adviseren u contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer voor hulp.
6-58
Rijden op hellingen
Schakel bij het oprijden van een lange
helling terug en verminder snelheid tot
ongeveer 70 km/h. Hierdoor wordt
voorkomen dat de motor en de
transmissie oververhit raken. Als u niet
terugschakelt moet u mogelijk uw
remmen zodanig belasten dat deze
oververhit raken en niet meer correct
werken.
Rijd in stand D (rijden) wanneer u met een
aanhanger rijdt die meer weegt dan het
maximaal toegestane ongeremde
aanhangergewicht en een
reductieoverbrenging hebt.
Wanneer u in stand D (rijden) rijdt met
een aanhanger wordt de levensduur van
de transmissie door een lagere
bedrijfstemperatuur verlengd.
AANWIJZING
Oververhitting van de motor voorkomen:
• Bij het rijden met een aanhanger met
het maximaal toegestane
voertuiggewicht en het maximale
aanhangergewicht kan de motor
oververhit raken. Laat de motor in dat
geval stationair draaien totdat deze is
afgekoeld. Zodra de motor voldoende is
afgekoeld, kunt u uw weg vervolgen.
• Tijdens het rijden met een aanhanger
kan uw rijsnelheid aanzienlijk lager zijn
dan die van het overige verkeer, met
name bij bergopwaarts rijden. Houd
tijden het bergopwaarts rijden met een
aanhanger de rechterrijstrook aan. Pas
uw rijsnelheid aan de maximaal
toegestane snelheid voor auto's met
een aanhanger, het hellingspercentage
en uw aanhangergewicht aan.