Auto Hold-functie
De Auto Hold-functie houdt de auto op
zijn plek, zelfs als het rempedaal niet
wordt ingetrapt, nadat de bestuurder de
auto volledig tot stilstand heeft gebracht
met het rempedaal.
Bij het opnieuw starten van het voertuig,
wordt de laatste instelling van de Auto
Hold toegepast.
Activeren:
2C_AutoHoldButtonOn
[A] Wit
1. Trap, met het bestuurdersportier, de
motorkap en achterklep gesloten, het
rempedaal in en druk op de AUTO
HOLD-schakelaar. Het witte AUTO
HOLD-controlelampje gaat branden en
het systeem is in stand-by.
2. Indien u de auto volledig tot stilstand
brengt door het intrappen van het
rempedaal, zorgt het Auto
Hold-systeem ervoor dat de remdruk in
stand wordt gehouden om de auto op
zijn plek te houden. Het controlelampje
verandert van wit naar groen.
• Zelfs als u het rempedaal op laat
komen blijft de auto op zijn plaats.
• Wanneer de EPB is geactiveerd,
wordt de Auto Hold-functie
uitgeschakeld.
Deactiveren:
Wanneer u het gaspedaal intrapt met de
versnelling in D (Rijden) of R (Achteruit),
dan wordt het Auto Hold-systeem
automatisch gedeactiveerd en begint de
auto te rijden. Het AUTO
HOLD-controlelampje verandert van
groen in wit.
WAARSCHUWING
Kijk altijd om u heen voordat u het
gaspedaal intrapt om Auto Hold op te
heffen.
Uitschakelen:
2C_AutoHoldButtonOff
[A] Lichten uit
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Druk op de AUTO HOLD -schakelaar.
Het AUTO HOLD-controlelampje gaat uit.
WAARSCHUWING
Om onbedoelde beweging van de auto te
voorkomen, moet u altijd eerst het
rempedaal indrukken om de Auto Hold uit
te schakelen, voordat u:
• Een helling af rijdt.
• In stand R (achteruit-) rijdt.
• De auto parkeert.
6
6-31