Bestuurdershulpsysteem
• De voorligger rijdt met een lage of hoge
snelheid
• Uw auto verandert langzaam van
rijstrook terwijl vóór u een voorligger
rijdt
• De voorligger is bedekt met sneeuw
• Onstabiel rijden
• U bevindt zich op een rotonde en de
voorligger wordt niet gedetecteerd
• U blijft in een cirkel rondrijden
• U rijdt op een parkeerterrein
• U rijdt langs wegwerkzaamheden, over
een onverharde, gedeeltelijk verharde
weg of hobbelige verkeersdrempels
enz.
• U rijdt op een weg met hellingen,
bochten enz.
• U rijdt over een weg met bomen of
verkeerslichten erlangs
• De slechte staat van de weg doet de
auto overmatig trillen tijdens het rijden
• Uw auto is te hoog of te laag door een
zware lading, een abnormale
bandenspanning enz.
• U rijdt op een smalle weg die tussen
bomen of gras ligt of overgroeid is
• Er is storing door elektromagnetische
golven, bijvoorbeeld in bepaalde
gebieden met sterke radiogolven of
elektrische ruis
7-94
• U rijdt op een bochtige weg
2C_SCCDrivingOnCurve
Het is mogelijk dat Smart Cruise
Control in een bocht een voertuig op
dezelfde rijstrook niet waarneemt en
tot de ingestelde snelheid accelereert.
De rijsnelheid kan ook snel dalen
wanneer plotseling een voertuig vóór
de auto wordt gedetecteerd.
Selecteer de gewenste ingestelde
snelheid in bochten en trap het rem- of
gaspedaal in zoals de weg- en
rijomstandigheden vereisen.
2C_SCCDrivingOnCurve_2
Uw rijsnelheid wordt mogelijk verlaagd
als gevolg van een auto op de
aangrenzende rijstrook.
Bedien het gaspedaal en selecteer de
betreffende ingestelde snelheid.
Controleer of de wegtoestand een
veilige werking van de Smart
cruisecontrol toestaat.