Zetels & Veiligheidssysteem
WAARSCHUWING
Om het risico op ernstig of dodelijk letsel
als gevolg van een opgeblazen airbag te
verminderen:
• Gebruik nooit een kinderzitje op de
voorstoel. Kinderen tot en met 13 jaar
moeten ALTIJD plaatsnemen op de
achterbank van het voertuig.
• Zet de voorste passagiers- en
bestuurdersstoel zo ver mogelijk naar
achteren terwijl u de volledige controle
over het voertuig behoudt.
• Houd het stuurwiel met de handen op
de posities 9 uur en 3 uur.
• Plaats nooit iets of iemand tussen een
inzittende en de airbag.
• Laat de voorpassagier zijn voeten of
benen nooit op het dashboard zetten.
3-50
Bestuurdersairbag (1)
2C_DriverAirbagProcedure
Als de SRSCM oordeelt dat de kracht
waaraan de voorzijde van de auto wordt
blootgesteld een bepaalde
drempelwaarde overschrijdt, worden
automatisch de voorairbags geactiveerd.
Bestuurdersairbag (2)
2C_DriverAirbagProcedure_2
Bij het inzetten scheidt de scheurnaad in
de kussenhoes van de uitzetting van de
airbags.
Een volledig opgeblazen airbag, in
combinatie met een correct gedragen
veiligheidsgordel, vertraagt de
voorwaartse beweging van de bestuurder
of de voorpassagier, waardoor het risico
op hoofd- en borstletsel afneemt.