Voorwaarden voor activeren airbags
Voorairbags
2C_AirbagOperatingConditionFrontAirbag
De voorairbags zijn ontworpen om bij
frontale aanrijdingen te worden
opgeblazen, afhankelijk van de ernst van
de aanrijding.
Zij- en gordijnairbags
2C_AirbagOperatingConditionSideAirbag
2C_SideCurtainAirbagDeployment
De zij- en gordijnairbags worden
geactiveerd bij een aanrijding van opzij,
waarbij rekening wordt gehouden met de
kracht van de botsing.
Hoewel de frontairbags voor bestuurder
en voorpassagier zijn ontworpen om te
worden geactiveerd bij frontale
botsingen en zij- en gordijnairbags zijn
ontworpen om te worden geactiveerd bij
botsingen van opzij, kunnen ze ook
worden opgeblazen bij andere soorten
botsingen als de sensoren een voldoende
krachtige botsing detecteren.
De zij- en gordijnairbags worden ook
geactiveerd als de rollover-sensor
detecteert dat de auto over de kop slaat.
Als het voertuigchassis wordt geraakt
door hobbels of voorwerpen op
onverharde wegen, kunnen de airbags
worden geactiveerd. Rijd voorzichtig op
onverharde wegen of op oppervlakken
die niet geschikt zijn voor autoverkeer om
te voorkomen dat de airbag onbedoeld
wordt geactiveerd.
3
3-55