10.Stop na ongeveer 7-10 km (4-6 mijl of
ongeveer na 10 minuten) op een veilige
plek.
11.Sluit de vulslang (3) van de compressor
aan op het ventiel van de band.
2C_TMKprocedure_6
12.Steek de aansluiting van de
compressor op het stopcontact van de
auto.
13.Breng de band op de aanbevolen
spanning.
De auto staat AAN (¢ indicator ON) u
gaat als volgt te werk.
• De bandenspanning verhogen:
schakel de compressor in. Schakel de
compressor even uit om de huidige
bandenspanningsinstelling te
controleren.
• Om de opblaasdruk te verlagen,
draait u het deflatie-ventiel (9) op de
vulslang (3).
AANWIJZING
Laat de compressor niet langer dan 10
minuten achter elkaar draaien, omdat
deze anders oververhit en zo beschadigd
kan raken.
De drukmeter kan een hogere dan de
werkelijke waarde aangeven wanneer de
compressor draait. Voor een nauwkeurige
aflezing van de bandenspanning moet de
compressor worden uitgeschakeld.
OPGELET
Als de banden niet op spanning blijven,
rijd dan opnieuw een korte afstand. Zie
stap 9.
Herhaal dan de stappen 10 tot en met 13.
De bandenreparatieset is mogelijk weinig
effectief bij bandbeschadigingen groter
dan ongeveer 4 mm (0,16 in).
We adviseren u contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer als de band
niet gerepareerd kan worden met de Tire
Mobility Kit.
WAARSCHUWING
De bandenspanning moet ten minste 220
kPa (32 psi) zijn. Rijd niet verder als dat
niet het geval is.
Schakel in dat geval een hulpdienst in.
OPGELET
Bandenspanningssensor (indien voorzien
van TPMS)
Het bandenreparatiemiddel op de
bandenspanningssensor en het wiel moet
grondig worden verwijderd wanneer u de
band door een nieuw exemplaar vervangt
en de bandenspanningssensoren
controleert. We adviseren u om dit te
laten uitvoeren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Bij het terugplaatsen van de
gerepareerde of vervangen band en wiel
op de auto, moet u de wielmoer
aandraaien tot 11-13 kgf·m (79-94 lbf·ft).
8
8-17