Met uw auto rijden
i-PEDAL gebruiken
i-PEDAL helpt de bestuurder om de auto
te versnellen, af te remmen en tot
stilstand te brengen met alleen het
gaspedaal.
De i-PEDAL in-/uitschakelen
• i-PEDAL inschakelen:
Trek eenmaal aan de linker
schakelhendel (°) wanneer het
regeneratieve remniveau op 3 staat.
i-PEDAL wordt ingeschakeld en het
instrumentenpaneel geeft "i-PEDAL"
weer. i-PEDAL is niet beschikbaar
terwijl het slimme regeneratiesysteem
is ingeschakeld. Schakel eerst het
Slimme terugwinningssysteem uit
voordat u i-PEDAL gebruikt.
• i-PEDAL uitschakelen:
Trek aan de rechter schakelhendel (²)
eenmaal terwijl de functie AAN is.
Schakel anders de versnelling naar R
(achteruit) en vervolgens naar D (rijden)
terwijl de functie AAN staat. i-PEDAL
wordt uitgeschakeld en het
regeneratieve remniveau is ingesteld
op 3.
OPGELET
Afhankelijk van het voertuig en de
toestand van de weg, is het mogelijk dat
het voertuig niet tot stilstand komt
hoewel de i-PEDAL-functie actief is.
Controleer de omgeving en trap het
rempedaal in om de snelheid van het
voertuig te regelen.
Gebruik i-PEDAL niet op gladde wegen.
6-18
Beperkingen van i-PEDAL
Onder de volgende omstandigheden
komt het voertuig mogelijk niet tot
stilstand hoewel de i-PEDAL op juiste
wijze is geactiveerd. Trap het rempedaal
in om de auto te laten stoppen.
• Er wordt op een helling gereden of het
voertuig wordt herhaaldelijk gereden
en gestopt.
• Wanneer het voertuig doorrijdt tot het
einde van de helling.
• Bij het rijden op een gladde ondergrond
zoals een ijzige, regenachtige of
modderige weg.
• Wanneer de wielen niet goed zijn
uitgelijnd.
• Wanneer een wielslip of wielspin
optreedt.
• Wanneer het gewicht aan boord te
zwaar is.
• Wanneer het voertuig naar één kant is
gekanteld.
• Wanneer de band te erg versleten is.