Automatische verwarming en
airconditioning
Het Automatisch verwarmings- en
ventilatiesysteem wordt bediend door de
gewenste temperatuur in te stellen.
1. Wanneer het voertuig AAN staat, drukt
u op de AUTO knop. De modi, de
aanjagersnelheid, de luchtinlaat en de
airconditioning worden automatisch
geregeld door de
temperatuurinstelling.
U kunt de aanjagersnelheid in drie
stappen regelen door tijdens de
automatische werking te drukken op de
AUTO -knop.
• HOOG: Verstrekt snelle
airconditioning en verwarming met
het instelbereik maximale
ventilatorsnelheid.
• GEMIDDELD: Verstrekt
airconditioning en verwarming met
het instelbereik gemiddelde
ventilatorsnelheid.
• LAAG: De ventilatorsnelheid is
ingesteld op het laagste instelbereik.
2C_AirconAutoButton
2. Duw de temperatuurschakelaar
omhoog of omlaag naar de gewenste
temperatuur. Als de temperatuur wordt
ingesteld op de laagste stand, werkt de
airconditioning continu. Als het
interieur voldoende is afgekoeld, zet u
zo mogelijk de schakelaar op een
hogere temperatuur.
2C_AirconTempButton
Selecteer één van de volgende
schakelaars om de automatische
werking uit te schakelen:
• Luchtcirculatietoets
• Toets voorruitontwaseming
• Aanjagertoets
De geselecteerde functie wordt
handmatig bediend terwijl de andere
functies automatisch werken.
Voor uw gemak en om de effectiviteit
van het verwarmings- en
ventilatiesysteem te verbeteren, kunt u
de AUTO -knop gebruiken en de
temperatuur instellen op 22 °C (72 °F).
5
5-83