Instellen van de hulpprogramma-modus
In de gebruiksmodus kan de hoogvoltagebatterij worden gebruikt in plaats van de 12
V-batterij voor andere doeleinden dan autorijden. U kunt de audio en verlichting van het
voertuig gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het ontladen van de
batterij en u kunt zelfs de indoor V2L-functie gebruiken.
• U kunt niet met het voertuig rijden terwijl de hulpprogramma-modus is geactiveerd en
de versnelling kan alleen in P (Parkeren) worden geschakeld.
• U kunt elk elektrisch apparaat in het voertuig gebruiken wanneer de
hulpprogramma-modus is geactiveerd.
• Wanneer de hulpprogramma-modus is geactiveerd, wordt de elektronische
parkeerrem (EPB) automatisch geactiveerd en kunt u de EPB vrijgeven door indien
nodig op de EPB-schakelaar te drukken.
Volg de onderstaande instructies om de hulpprogramma-modus in te stellen.
1. Controleer de bedrijfsomstandigheden van de hulpprogramma-modus.
• Controleer of het ¢ controlelampje op het instrumentenpaneel wordt getoond.
• Controleer of het verloopstuk in P (parkeren) staat.
2. Ga naar het startscherm op het infotainmentscherm.
3. Selecteer Elektrisch voertuig> Ĵ > Hulpprogramma-modus in het
infotainmentsysteem, en selecteer vervolgens Hulpprogramma-modus activeren om
de functie te activeren (hulpprogramma-modus: ON).
1C_UtilityMode
• Het ¢ controlelampje gaat uit en het UTIL ontrolelampje gaat branden op het
instrumentenpaneel en de EPB wordt toegepast.
• De hulpprogramma-modus kan worden gedeactiveerd door de Start/Stop-knop in de
UIT-stand te zetten.
• Als u de V2L-functie in het voertuig wilt gebruiken terwijl de utility-modus is
geactiveerd, raadpleegt u de "Gebruik van elektriciteit in het voertuig" in dit hoofdstuk.
1
1-41