Bestuurdershulpsysteem
2. Op afstand vooruit/achteruit bewegen
2C_RemoteForwardRewardProcedure_3
[A] Volgende
[B] achteruit bewegen op afstand
1. Houd één van vooruit (đ) of achteruit
(Į) knoppen ingedrukt op de Smart
Key.
• Remote Smart Parking Assist zal het
stuurwiel, de snelheid en het
schakelen overnemen. Het voertuig
beweegt in de richting van de
ingedrukte knop.
• Als u de toets loslaat terwijl de functie
Op afstand bedienen actief is, stopt
het voertuig en wordt de
functiebediening onderbroken. De
functie begint opnieuw te werken als
de knop opnieuw ingedrukt wordt
gehouden.
2. Houd de Forward (đ) of achteruit (Į)
knop ingedrukt totdat het voertuig de
doellocatie bereikt.
3. Nadat het Op afstand bedienen
voltooid is, stapt u in de auto met de
Smart Key of drukt op de toets Starten
op afstand (Ĕ) knop op de slimme
sleutel van buiten het voertuig.
4. De melding verschijnt op het
infotainmentsysteem. De auto schakelt
automatisch naar P (Parkeren) en
schakelt de parkeerrem in.
5. Wanneer de Remote Start (Ĕ) knop
wordt ingedrukt, wordt het voertuig
uitgeschakeld. Als de bestuurder in het
voertuig zit, blijft het voertuig in de
stand AAN staan.
7-162
6. Bediening op afstand kan het voertuig
op afstand besturen met de Smart Key
buiten het voertuig.
• Ga na of alle smart keys buiten het
voertuig zijn als u de functie Remote
Operation (op afstand bedienen)
gebruikt.
• De functie Remote Operation (op
afstand bedienen) werkt alleen als de
Smart Key maximaal 4 m van de auto
verwijderd is. Als het voertuig niet
beweegt, zelfs niet als de Forward
(vooruit) of Backward (achteruit) knop
van de smart key wordt ingedrukt,
controleert u de afstand tot het
voertuig en drukt u opnieuw op de
knop.
• Het detectiebereik van de smart key is
afhankelijk van de omgeving en wordt
beïnvloed door radiogolven zoals een
zendmast, een zendstation, enz.
• Als u op afstand vooruit beweegt met
methode (1), wordt dat als een
uitgangssituatie gezien en het voertuig
beweegt 4 m (13 ft.) om de omgeving
rond het voertuig te controleren op
voetgangers, dieren of voorwerpen. Na
bevestiging wordt het stuurwiel
bediend op basis van de
rijomstandigheden.
• Als u op afstand vooruit beweegt met
methode (2) wordt dat als een
parkeersituatie gezien en het stuurwiel
wordt onmiddellijk overgenomen in
overeenstemming met de toestand
voorop om te helpen met het inrijden
van de parkeerruimte en het uitlijnen
van het voertuig. De prestaties kunnen
echter verslechteren met voetgangers,
dieren, de vorm van voorwerpen, de
locatie enz. rond het voertuig.
• Om op afstand achteruit te bewegen,
beginnen zowel methode (1) als (2) met
het uitlijnen van het stuurwiel en zal het
voertuig pas daarna rechtdoor
bewegen.