Bestuurdershulpsysteem
• De afstand tot uw voorligger zeer klein
is of uw voorligger op de wegmarkering
(of de rand van de weg) staat
Raadpleeg het gedeelte "Ondersteuning
botsing vermijden voorzijde (FCA)" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over de
beperkingen van de frontzichtcamera.
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van het Lane
Keeping Assist (LKA) systeem altijd de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
• De bestuurder is er verantwoordelijk
voor veilig te rijden en de auto onder
controle te houden. Vertrouw niet
uitsluitend op de Lane Keeping Assist
(rijstrookassistentie) en rijd veilig.
• Afhankelijk van de
wegomstandigheden en de omgeving
wordt de werking van Lane Keeping
Assist mogelijk geannuleerd of werkt
het systeem mogelijk niet goed. Wees
altijd voorzichtig als u rijdt.
• Raadpleeg "Beperkingen van de Lane
Keeping Assist" als de rijstrook niet
correct wordt gedetecteerd.
• Wanneer u een aanhanger of een ander
voertuig sleept, moet u om
veiligheidsredenen de Lane Keeping
Assist (LKA) uitschakelen.
• Bij hoge rijsnelheden wordt er niet
bijgestuurd. De bestuurder moet zich
altijd aan de geldende snelheidslimiet
houden als hij de Lane Keeping Assist
gebruikt.
• Mogelijk verschijnt of klinkt de
waarschuwingsmelding of het
waarschuwingssignaal van de
Rijvakassistentie niet als een
waarschuwingsmelding of
waarschuwingssignaal van een ander
systeem wordt weergegeven of klinkt.
7-38
• Mogelijk hoort u het
waarschuwingssignaal van Lane
Keeping Assist niet als er veel lawaai in
de omgeving is.
• Als u voorwerpen aan het stuurwiel
bevestigt, is het mogelijk dat de
stuurhulp niet goed werkt.
• Mogelijk werkt de Lane Keeping Assist
niet gedurende 15 seconden na het
starten van de auto of het inschakelen
van de frontzichtcamera.
• Lane Keeping Assist werkt niet
wanneer:
- Binnen een bepaalde tijd na het in- of
uitschakelen van de
richtingaanwijzer of
alarmknipperlichten.
- De auto niet in het midden van de
rijstrook rijdt terwijl de Lane Keeping
Assist wordt ingeschakeld of
onmiddellijk na een rijstrookwissel.
- ESC (elektronische
stabiliteitsregeling) of VSM
(voertuigstabiliteitsregeling) is
geactiveerd.
- De auto een scherpe bocht maakt.
- De rijsnelheid is lager dan 55 km/h of
hoger dan 210 km/h.
- De auto plotseling van rijstrook
wisselt.
- De auto plotseling afremt.