• Laad een accu nooit op als de
accukabels van het voertuig nog
aangesloten zijn op de accu.
• Het ontstekingssysteem werkt met
hoogspanning.
Raak deze onderdelen nooit aan als de
motor draait of als de toets Start/Stop
in de ON stand staat.
• Het ontstekingssysteem werkt met
hoogspanning. Raak deze
componenten nooit aan met de ¢
indicator ON of als de toets Start/Stop
in stand ON staat.
• Zorg dat de positieve (+) en negatieve
(-) startkabels elkaar niet raken. Hierbij
kunnen vonken ontstaan.
• De accu kan scheuren of exploderen als
u een bevroren accu of een accu met
een laag elektrolytpeil met een
hulpaccu start.
• Sluit hem niet direct aan op de (-)
startkabel. Sluit de (-) aan op één van de
metalen delen ver van de startkabel in
het voertuig. Bij directe (-) aansluiting
op de startkabel kan er een explosie
ontstaan.
• Gebruik voor starthulp alleen een
12V-accu. Als u een accu met een
andere spanning gebruikt voor starten
met een hulpaccu kan de accu
beschadigd raken of er zelfs een
explosie ontstaan.
Startprocedure met behulp van een
hulpaccu
Gebruik voor het starten met een
hulpaccu de hulpstartaansluiting in de
motorruimte.
1. Plaats de voertuigen dicht genoeg bij
de startkabels. Laat de carrosseriedelen
van het voertuig niet in contact komen.
2. Voorkom te allen tijde dat u in
aanraking komt met ventilatoren of
andere bewegende onderdelen in de
motorruimte, zelfs als de auto is
uitgeschakeld.
3. Schakel alle elektrische apparaten uit
(zoals radio's, verlichtingen,
airconditioning enz). Zet de auto's in
stand P (parkeren) en activeer de
parkeerrem. Schakel beide auto's uit.
4. Open de motorkap.
5. Verwijder het batterijdeksel in de
bagageruimte aan de voorzijde.
2C_BatteryServiceCover
8
8-5