Download Print deze pagina

Mitel MiVoice Office 400 Handleiding pagina 462

Verberg thumbnails Zie ook voor MiVoice Office 400:

Advertenties

C
9
HAPTER
Als LCR wordt gebruikt in de systeemconfiguratie, zorg er dan voor dat voor alle routes gebruikt voor
3.
de noodoproepen het selectievakje Supress LCR is aangevinkt ( =ws).
Wijs een noodlocatie toe aan het hele systeem ( =ty). Dit is handig voor kleine systemen, wanneer
4.
alle terminals de locatie-id delen (zich op dezelfde plaats bevinden).
Wijs een noodlocatie toe aan alle knooppunten ( =3q). Dit is nuttig wanneer elk gebouw wordt
5.
bediend door haar eigen AIN knooppunt.
Wijs een noodlocatie toe aan alle DECT radio-units ( =sa). Dit is handig wanneer de radio-units zijn
6.
verspreid over verschillende gebouwen maar (vanwege problemen met de synchronisatie) alle-
maal zijn aangesloten op hetzelfde AIN knooppunt.
Definieer een tabel met IP-adresbereiken en wijs een noodlocatie toe aan elk bereik ( =g3). Dit is
7.
handig wanneer de IT-afdeling elk gebouw / verdieping / kantoor een ander bereik van IP-adressen
toekent en daarom kan de communicatieserver de noodlocatie bepalen vanaf het IP-adres, zelfs als
de terminal zich verplaatst.
Wijs een noodlocatie toe aan alle afzonderlijke terminals ( =qd). Dit is handig als bepaalde terminals
8.
niet voldoen aan de regel voor het AIN knooppunt waarmee ze zijn verbonden of voor SIP- of
IP-terminals die op fixlocaties zijn geïnstalleerd maar niet op de masterlocatie.
De IT-afdeling van het bedrijf configureert hun schakelaars, zodat ze de noodlocatie-id doorgeven
9.
naar de Mitel SIP-telefoons via het LLDP-protocol. Dit kan worden toegepast wanneer de schake-
laars dit ondersteunen. Daarna kan de gebruiker gewoon zijn/haar Mitel SIP-terminal verplaatsen
van de ene naar de andere plaats en de noodlocatie wordt automatisch aangepast.
Configureer voor alle trunkgroepen ( =56) die worden gebruikt voor privénetwerkdoeleinden, een
10.
standaardlocatie-ID. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat alle gesprekken vanaf
daar zich op dezelfde locatie bevinden.
Configureer voor alle trunkgroepen ( =56) die verbonden zijn met het openbare netwerk welk
11.
protocol gebruikt zal worden om de noodlocatie-id naar de provider te sturen. Merk op dat deze
instelling afhankelijk is van het netwerktype, de provider en het land.
Configureer alle alarmnummers, waarvoor een locatie-id moet worden verzonden, in de openbare
12.
alarmnummerlijst ( =we). Wanneer de routering detecteert dat een van deze nummers wordt
gebeld, bepaalt het de juiste noodlocatie-id voor de oproepende terminal en neemt deze op in de
S
PECIALE FUNCTIES
F
UNCTIES
450

Advertenties

loading