C
2
HAPTER
heerderskaart met vaste functietoewijzing). Als er meer CAS-zenders/ontvangers nodig zijn, kunnen ze
worden toegewezen aan een configureerbare DSP-chip. Op een Mitel 415/430 en Mitel SMBC moeten
de DSP -bronnen voor CAS-zenders/ontvangers altijd worden toegewezen op een configureerbare
DSP-chip (
=ym).
Kloksynchronisatie
De klokfrequentie van een communicatieserver wordt (gesynchroniseerd) door het openbare netwerk via
de basistoegangen BRI-T en de primaire-snelheid-toegang PRI verstrekt.
Als de synchronisatie door het openbare netwerk mislukt (bijvoorbeeld vanwege onderbrekingen in de
lijn), dan gebruikt de communicatieserver de eigen klok. Deze frequentie wijkt hoogstens 5 ppm af van
de nominale waarde, die ervoor zorgt dat het Mitel DECT systeem ook beschikbaar blijft.
In een privé-huurlijnennetwerk geven PINXen die door het openbare netwerk zijn gesynchroniseerd, de
klokreferentie door aan PINXen die niet rechtstreeks zijn verbonden met het openbare netwerk.
Synchronisatie op een vast privénetwerk moet zorgvuldig worden gepland om te zorgen dat er geen
synchronisatielussen ontstaan.
Alle privé-huurlijnennetwerkverbindingen en openbare exchange-lijncircuits worden automatisch in een
gedeelde klokreferentietabel opgeslagen toen de communicatieserver voor de eerste keer werd gecon-
figureerd.
Als een communicatieserver niet onderling wordt verbonden in een PISN, dan kan de klokreferentietabel
worden gelaten zoals deze is; alleen de initiële referentie kan mogelijk anders moeten worden
toegewezen.
Digitale down-circuitverbinding met QSIG
Indien een down-circuitcommunicatieserver via digitale lijnen (BRI-T, PRI) wordt verbonden met een
up-circuitcommunicatieserver, dan zijn alle functies per QSIG beschikbaar mits de up-circuitcommuni-
catieserver het QSIG-protocol ondersteunt.
De down-circuitcommunicatieserver wordt geconfigureerd in overeenstemming met de regels voor onder-
ling verbonden systemen.
De up-circuitcommunicatieserver heeft een verbinding met het openbare netwerk. Het kan ook een
MiVoice Office 400 systeem of een product van een externe partij zijn, mits dat het QSIG-protocol onder-
steunt.
In de regel is de down-circuitcommunicatieserver verbonden met de up-circuitcommunicatieserver via
eigen vaste lijnen. De interfaces kunnen basissnelheidinterface (BRI-T) of primairesnelheidsinterface
(PRI) zijn. Verbindingen op externe BRI-S-interface zijn ook mogelijk in plaats van verbindingen op een
BRI-T-interface, op voorwaarde dat ten minste één BRI-T-interface beschikbaar is voor synchronisatie via
het ISDN-netwerk.
Voorbeeld: Down-circuitverbinding met draadloos systeem
T
-
RUNK
INTERFACES
S
YSTEEMINTERFACES
14