C
5
HAPTER
[2] Routering via een transitieroute () of als [1]. Geldt alleen voor oproepen uit het permanente netwerk
PISN
[3] Is niet van toepassing op oproepen van het analoge netwerk
[4] Uitgaande KT-oproepen
Configuratie
U vindt de configuratie van het routeringselement in de oproeproutering ( =df).
Overschakelen met Outgoing en Incoming links in de rubriek tussen uitgaande- en inkomende oproepen-
routering.
Open de schakelgroepconfiguratie via de Switch groups-link in de rubriek.
Om alle andere routeringselementen te configureren, dubbelklikt u op het gewenste element of vinkt u het
vakje aan voor het gewenste element en selecteert u de vermelding Edit via het contextmenu (rechter
muisknop).
Netwerkinterfaces
Netwerkinterfaces bieden toegang tot de communicatieserver van buiten af. De instellingen voor de
netwerkinterfaces worden gebruikt om netwerkspecifieke kenmerken te specificeren (bijvoorbeeld
point-to-point- of point-to-multipointverbinding of de distributie van B-kanaalgroepen bij de primairesnel-
heidstoegang). Aangezien netwerkinterfaces op zich geen routeringselementen zijn, worden ze in dit
hoofdstuk niet verder besproken.
Trunkgroepen
Netwerkinterfaces met dezelfde karakteristieken worden allemaal in een trunkgroep gegroepeerd. Voor
elke trunkgroep wordt bijvoorbeeld aangegeven of de gegroepeerde netwerkinterfaces met een eigen
netwerk zijn verbonden of met het openbare netwerk (zie Trunkgroepen).
Snelkiesschema's
Snelkiezen wordt gebruikt om interne gebruikers of PISN-gebruikers rechtstreeks vanuit het openbare
netwerk te bereiken. Het snelkiesdeel van een inkomend telefoonnummer wordt gebruikt om de oproep
te linken aan een specifiek oproependistributie-element (zie
Routes
Alle uitgaande oproepen worden via een route naar een trunkgroep gerouteerd. Deze omvatten ook
oproepen die zijn gerouteerd via de laagstekostenrouteringsfunctie en transitie-oproepen in een PISN
(zie Route).
Oproepdistributie-elementen
Oproepdistributie-elementen worden gebruikt om een oproep naar een bestemming of combinatie van
bestemmingen te routeren. De bestemming (of combinatie van bestemmingen) kan variëren afhankelijk
van de toegewezen schakelpositie. Als de oorspronkelijke bestemming bezet is of na een bepaalde tijd
niet antwoordt, dan kunnen oproepen naar alternatieve bestemmingen worden gerouteerd (zie
distributie-element
(CDE)).
Schakelgroepen
Bepaalde bestemmingen en functies wordenafhankelijk van de schakelpositie geselecteerd. Elke
schakelgroep heeft drie schakelposities die bijvoorbeeld worden gebruikt voor Dag, Nacht en Weekend
(zie Schakelgroepen).
Gebruikersgroepen
Snelkiesschema
(DDI-schema)).
O
VERZICHT
R
OUTERINGSELEMENTEN
Oproep-
96