Machine instellen
4.5 Gereedschap meten
Bij het programmeren van deelprogramma's moet u alleen de werkstukafmetingen uit de
productietekening invoeren. De besturing berekent op basis van die gegevens zelfstandig de
individuele gereedschapsbaan.
Boor- en freesgereedschappen
De gereedschapscorrectiegegevens, d.w.z. de lengte en radius of diameter kunt u manueel
of automatisch d.m.v. gereedschapsmeettaster bepalen.
Draaigereedschappen
De gereedschapscorrectiegegevens, d.w.z. de lengte kunt u manueel of automatisch d.m.v.
gereedschapsmeettaster bepalen.
Meetresultaten in een protocol bijhouden
Na een afgesloten meting kunt u de weergegeven waarden opslaan in de vorm van een
protocol. Hierbij geeft u aan, of het aangemaakt protocolbestand bij elke nieuwe meting moet
worden aangevuld of moet worden overschreven.
Zie ook
Meetresultaten voor gereedschap protocolleren (Pagina 104)
Instellingen voor meetresultaatprotocol (Pagina 107)
4.5.1
Gereedschap manueel meten
Bij het manueel meten verplaatst u het gereedschap handmatig tot op een bekend
referentiepunt om de afmetingen van het gereedschap in X- en Z-richting te bepalen. Uit de
posities van het referentiepunt van de gereedschapsdrager en het referentiepunt van het
gereedschap berekent de besturing dan de gereedschapscorrectiegegevens.
Referentiepunt
De werkstukkant dient bij de meting van lengte X en lengte Z als referentiepunt. Bij de meting
in Z-richting kan ook de spankop van de hoofd- of tegenspil worden gebruikt.
98
Machinefabrikant
Raadpleeg hiervoor de instructies van de machinefabrikant.
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Draaien