Technologische functies programmeren (cycli)
10.3 Contourdraaien
10.3.12
Steekdraaien (CYCLE952)
Functie
Met de functie "steekdraaien" kunt u elke willekeurig gevormde groef maken.
In tegenstelling tot steken wordt bij het steekdraaien na elke groef ook zijdelings verspaant,
zodat de bewerkingstijd aanzienlijk korter is. In tegenstelling tot verspanen kunt u bij het
steekdraaien ook contouren bewerken waarin loodrecht moet worden ingedoken.
Voor steekdraaien heeft u een speciaal gereedschap nodig. Voor u de cyclus "steekdraaien"
programmeert, moet u eerst de gewenste contour invoeren.
Basismateriaal
Bij het steekdraaien houdt de cyclus rekening met basismateriaal dat kan bestaan uit een
cilinder, een toegift op de afgewerkte contour of een willekeurige contour basismateriaal.
Voorwaarde
Bij een G-code/programma is ten minste een CYCLE62 voor de CYCLE952 noodzakelijk.
Als CYCLE62 slechts éénmaal aanwezig is, dan betreft het de afgewerkte contour.
Als CYCLE62 tweemaal aanwezig is, dan is de eerste oproep voor de contour basismateriaal
en de tweede oproep voor de afgewerkte contour (zie ook hoofdstuk "Programmering
(Pagina 408)").
Opmerking
Afwerken van externe media
Indien u programma's van een externe drive (bijv. lokale drive of netwerk-drive) wilt uitvoeren,
dan heeft u de functie "Uitvoeren van externe geheugen (EES)" nodig.
Meer informatie vindt u in de volgende documentatie:
Inbedrijfstellingshandboek SINUMERIK Operate
Bewerkingsbereik begrenzen
Wanneer u bijv. een bepaald bereik van de contour met ander gereedschap wilt bewerken,
dan kunt u het bewerkingsbereik zo begrenzen dat alleen het gewenste deel van de contour
wordt bewerkt.
De begrenzingslijnen mogen hierbij de contour niet snijden op de zijde die naar de bewerking
gekeerd is.
Het begrenzen werkt bij de voor- en nabewerking op dezelfde manier.
442
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Draaien