Technologische functies programmeren (cycli)
10.1
Boren
10.1.1
Algemeen
Algemene geometrieparameters
● Terugtrekvlak RP en referentiepunt Z0
Normaal gezien hebben referentiepunt Z0 en terugtrekvlak RP verschillende waarden. In
de cyclus wordt er vanuit gegaan dat het terugtrekvlak voor het referentiepunt ligt.
Opmerking
Bij identieke waarden voor referentiepunt en terugtrekvlak is een relatieve dieptevermelding
niet toegelaten. De foutmelding "Referentievlak verkeerd gedefinieerd" wordt weergegeven
en de cyclus wordt niet uitgevoerd.
Deze foutmelding wordt ook getoond wanneer het terugtrekvlak achter het referentiepunt
ligt, m.a.w. wanneer de afstand tot de eindboordiepte kleiner is.
● Veiligheidsafstand SC
Werkt m.b.t. het referentiepunt. De richting waarin de veiligheidsafstand actief is, wordt
automatisch bepaald door de cyclus.
● Boordiepte
Bij cycli met een selectieveld heeft de geprogrammeerde boordiepte naar keuze betrekking
op de boorschacht of op de boorpunt of de centreerdiameter.
– Punt (boordiepte heeft betrekking op punt)
– Schacht (boordiepte heeft betrekking op de schacht)
– Diameter (de centrering heeft betrekking op de diameter, alleen bij CYCLE81)
Boorposities
Voor de cyclus zijn de ingelopen boringscoördinaten van het vlak vereist.
Draaien
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Er wordt zo diep ingedoken tot de boorpunt de geprogrammeerde waarde Z1 heeft
bereikt.
Er wordt zo diep ingedoken tot de boorschacht de geprogrammeerde waarde Z1 heeft
bereikt. Daarbij wordt rekening gehouden met de hoek die in de gereedschapslijst is
opgegeven.
Onder Z1 wordt de diameter van de centreerboring geprogrammeerd. In de
gereedschapslijst moet in dit geval de snijhoek van het gereedschap worden
opgegeven. Het gereedschap duikt dan zo diep in tot de vooraf ingestelde diameter is
bereikt.
10
311