De schaalverdeling van het coördinatensysteem past zich aan de wijziging van de totale
contour aan.
De locatie van het coördinatensysteem wordt in het grafisch venster weergegeven.
10.3.3
Nieuwe contour maken
Functie
Voor elke contour die u wilt verspanen, moet u een eigen contour genereren.
Wanneer u een nieuwe contour genereert, moet u als eerste het startpunt definiëren. Voer het
contourelement in. De contourprocessor definieert dan automatisch het contoureinde.
Procedure
Parameters
Beschrijving
Z
Startpunt Z (abs)
X
Startpunt X ∅ (abs)
Overgang aan het
Type overgang
contourbegin
● Radius
● Fase
FS=0 of R=0: geen overgangselement
R
Overgang naar volgend element - radius
FS
Overgang naar volgend element - afschuining
Draaien
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
1.
Het deelprogramma of ShopTurn-programma dat moet worden bewerkt,
is aangemaakt en u bevindt zich in de editor.
2.
Druk op de softkey "Contourdraaien".
3.
Druk de softkeys "Contour" en "Nieuwe contour" in.
Het invoervenster "Nieuwe contour" wordt geopend.
4.
Voer een naam in voor de nieuwe contour. De contournaam moet uniek
en ondubbelzinnig zijn.
5.
Druk op de softkey "Overnemen".
Het invoervenster voor het startpunt van de contour wordt geopend.
Voer de afzonderlijke contourelementen in (zie hoofdstuk "Contourele‐
menten maken").
Technologische functies programmeren (cycli)
10.3 Contourdraaien
Eenheid
mm
mm
mm
mm
411