● Druk op de softkey "Overnemen" om de waarden op te slaan.
Het invoervenster wordt gesloten.
In het hoofdscherm wordt een regel met ingevoerde parameters weergegeven.
● Druk op de toets <CYCLE START>.
De geselecteerde cyclus wordt gestart.
- OF -
● Druk op de softkey "Afbreken" om terug te keren naar het basisscherm.
Opmerking
Opmerking
U kunt op elk moment terugkeren naar het parametervenster om ingevoerde waarden te
controleren en te corrigeren.
Druk op de toets <Cursor rechts> om terug te springen naar het invoerscherm.
Positiepatroon boren
U kunt een positiepatroon boren:
● Selecteer als eerste onder "Boren" met een softkey de gewenste functie (bijvoorbeeld
"Centreren").
● Selecteer het geëigende gereedschap, voer de gewenste waarden in het parametervenster
in en druk vervolgens op de softkey "Overnemen", om het technologieblok te bevestigen.
Het invoervenster wordt gesloten en in het hoofdscherm wordt de regel met
technologiegegevens weergegeven.
● Druk op de softkey "Posities" en selecteer met de softkey het gewenste positiepatroon
(bijvoorbeeld Posities naar keuze), voer in het parameterscherm de gewenste waarden in
en druk vervolgens op de softkey "Overnemen".
Het invoerscherm wordt gesloten en het technologie- en positioneerblok worden tussen
haakjes weergegeven.
Opmerking
U kunt telkens alleen een bewerking en een positiepatroon naast elkaar leggen.
Opmerking
Als u als eerste de posities invoert, worden na het aanmaken van het positioneerblok alleen
nog de boorcycli voor aangedreven gereedschappen aangeboden.
Benaderen en verwijderen
Bij de bewerking van het werkstuk verplaatst u het gereedschap van de actuele positie
rechtreeks naar het startpunt van de bewerking. Na de bewerking wordt het gereedschap weer
rechtstreeks terug naar het startpunt verplaatst.
Draaien
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Werken met Handmatige machine
16.6 Complexere bewerkingen
815