Technologische functies programmeren (cycli)
10.4 Frezen
Naderen/verwijderen
1. Het gereedschap wordt in ijlgang ter hoogte van het terugtrekvlak naar het middelpunt van
de halve cirkel aan het sleufeinde verplaatst en wordt op de veiligheidsafstand aangezet.
2. Vervolgens duikt het gereedschap met bewerkingsvoeding in het werkstuk in, waarbij
rekening wordt gehouden met de max. aanzet in Z-richting (bij kopbewerking) en in X-
richting (bij mantelbewerking), en met de nabewerkingstoegift. De cirkelsleuf wordt
afhankelijk van de draairichting van de bewerking (meelopend of tegenlopend) met de
wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in bewerkt.
3. Wanneer de eerste cirkelsleuf klaar is, wordt het gereedschap met ijlgang naar het
terugtrekvlak verplaatst.
4. De volgende cirkelsleuf wordt op een rechte of een cirkelbaan aangelopen en vervolgens
bewerkt.
5. De ijlgangvoeding voor het positioneren op een cirkelbaan is in een machinegegeven
vastgelegd.
Bewerkingswijze
Bij het frezen van de cirkelsleuf kunt u de bewerkingswijze vrij kiezen:
● Voorbewerken
Bij het voorbewerken worden na elkaar vanuit het middelpunt van de halve cirkel aan het
sleufeinde de afzonderlijke vlakken van de sleuf bewerkt tot diepte Z1 is bereikt.
● Nabewerken
Bij het voorbewerken wordt steeds eerst de rand bewerkt tot diepte Z1 is bereikt. Daarbij
wordt de rand van de sleuf in een kwadrant aangelopen die uitloopt in de radius. Met de
laatste aanzet wordt vanuit het middelpunt van de halve cirkel aan het sleufeinde de bodem
nabewerkt.
502
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Draaien