ShopTurn-programma's kunnen in een nieuw werkstuk of in de map "Deelprogramma's"
worden opgeslagen.
Procedure
ShopTurn-programma aanmaken
Programmaheader invullen
Het terugtrekken voor een cyclus eindigt op de veiligheidsafstand. Pas bij de volgende cyclus
wordt naar het terugtrekvlak verplaatst. Hierdoor is het mogelijk om een speciale cyclus voor
verwijderen/naderen te gebruiken.
Draaien
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
1.
Selecteer het bedieningsbereik "Programma-manager".
2.
Selecteer de geheugenplaats waar u het programma wilt opslaan en
plaats de cursor op de map "Deelprogramma's" of in de map "Werkstuk‐
ken" op het werkstuk waarvoor u een programma wilt maken.
3.
Druk op de softkeys "Nieuw" en "ShopTurn".
Het venster "Nieuw stappenreeksprogramma" wordt geopend.
4.
Voer de gewenste naam in en druk op de softkey "OK".
De naam mag maximaal 28 tekens lang zijn (naam + punt + 3 tekens
voor de extensie). Alle letters (met uitzondering van umlauten), cijfers en
underscores (_) zijn toegelaten. Het programmatype "ShopTurn" is ge‐
selecteerd.
De editor wordt geopend en het parametervenster "Programmaheader"
wordt weergegeven.
5.
Selecteer een nulpuntverschuiving.
6.
Voer de afmetingen van het basismateriaal en de parameters in die over
het volledige programma actief zijn, bijv. maateenheid in mm of inch,
gereedschapsas, terugtrekvlak, veiligheidsafstand en draairichting van
de bewerking.
Druk op de softkey "Ger.w.pnt teachen" wanneer u de huidige positie van
het gereedschap als gereedschapswisselpunt wilt vastleggen.
De coördinaten van het gereedschap worden in de parameters XT en ZT
overgenomen.
Het teachen van het gereedschapswisselpunt is alleen mogelijk wanneer
u het machinecoördinatensysteem (MCS) heeft geselecteerd.
7.
Druk op de softkey "Overnemen".
Het werkplan wordt weergegeven. De programmaheader en het pro‐
gramma-einde worden als programmablokken gegenereerd.
Het programma-einde is automatisch gedefinieerd.
Shop-Turn programma maken
9.5 ShopTurn-programma aanmaken
271