Inleiding
2.4 Interface
Procedure
Parameters wijzigen of berekenen
Wanneer u een waarde in een invoerveld niet volledig wilt overschrijven, maar enkel een paar
tekens wilt wijzigen, kunt u omschakelen naar de invoegmodus.
In deze modus kunt u ook eenvoudige rekenbewerkingen invoeren zonder expliciet de
rekenmachine te moeten oproepen.
Opmerking
Functies van de rekenmachine
In de parametervelden van de cycli en functies in bedieningsbereik "Programma" staan de
functies van de rekenmachine niet ter beschikking.
50
1.
Druk op de toets <SELECT> tot de gewenste instelling of eenheid is ge‐
selecteerd.
De toets <SELECT> is enkel actief wanneer er verschillende selectiemo‐
gelijkheden zijn.
- OF -
Druk op de toets <INSERT>.
De selectiemogelijkheden worden in een lijst weergegeven.
2.
Met de toetsen <Cursor naar beneden> en <Cursor naar boven> selec‐
teert u de gewenste instelling.
3.
Geef indien nodig een waarde in het bijbehorende invoerveld in.
4.
Druk opnieuw op de toets <INPUT> om het invoeren van de parameter
af te sluiten.
Druk op de toets <INSERT>.
De invoegmodus is geactiveerd.
Met de toetsen <Cursor links> en <Cursor rechts> kunt u in het invoerveld
bewegen.
Met de toetsen <BACKSPACE> en <DEL> kunt u afzonderlijke tekens
wissen.
Bedieningshandboek, 12/2017, 6FC5398-8CP40-6JA1
Draaien