2. Veiligheid
Vaststellen wat de juiste instellingen voor de veiligheidsconfiguratie zijn is een bijzonder belangrijk deel
van de ontwikkeling van gecombineerde robottoepassingen. Zie
interfaces op pagina 17
informatie.
Sommige veiligheidsfuncties zijn speciaal ontworpen voor gecombineerde robottoepassingen. Deze
functies kunnen via de instellingen voor veiligheidsconfiguratie worden geconfigureerd en zijn bijzonder
relevant bij de aanpak van concrete risico's in de door de integrator uitgevoerde risicobeoordeling:
• Kracht- en vermogensbeperking: Gebruikt om klemkracht en druk te beperken die door de
robot worden uitgeoefend in de bewegingsrichting in het geval van botsingen tussen de robot en
de operator.
• Momentumbeperking: Gebruikt om hoge kortstondige energie en stootkrachten te beperken in
geval van botsingen tussen robot en operator door de snelheid van de robot te verminderen.
• Beperking gewrichts-, elleboog- en gereedschaps-/eindeffectorpositie: Met name gebruikt
om risico's gerelateerd aan bepaalde lichaamsdelen te beperken. Bv. om bewegingen richting
hoofd en nek te vermijden.
• Beperking gereedschaps-/eindeffectororiëntatie: Met name gebruikt om risico's gerelateerd
aan bepaalde gebieden en en functies van het gereedschap/eindeffector en werkstuk te
beperken. Bv. om scherpe randen te vermijden die in de richting van de operator wijzen.
• Snelheidsbeperking: Met name gebruikt om lage snelheid van de robotarm te verzekeren.
De integrator moet ongeoorloofde toegang tot de veiligheidsconfiguratie voorkomen door van
wachtwoordbescherming gebruik te maken.
Er is een risicobeoordeling nodig voor gecombineerde robottoepassing voor beoogde contacten en/of
vanwege redelijk te voorzien misbruik. Deze dient het volgende te behandelen:
• Ernst van individuele potentiële botsingen
• Waarschijnlijkheid van individuele potentiële botsingen
• Mogelijkheid individuele potentiële botsingen te voorkomen
Als de robot in een niet gecombineerde robottoepassing is geïnstalleerd waar gevaren niet op redelijke
wijze kunnen worden verwijderd of risico's niet voldoende kunnen worden beperkt door middel van
ingebouwde veiligheidsfuncties (bv. bij gebruik van een gevaarlijk gereedschap/eindeffector), dan moet
de door de integrator uitgevoerde risicobeoordeling concluderen dat de integrator aanvullende
beschermingsmaatregelen moet toevoegen (bv. een inschakelapparaat om de integrator tijdens
instelling en programmering te beschermen).
Universal Robot merkt de onderstaande potentiële significante gevaren aan als gevaren waar de
integrator rekening mee moet houden. Er kunnen andere significante gevaren aanwezig zijn in een
specifieke robotinstallatie.
1. Penetratie van de huid door scherpe randen en scherpe punten op gereedschap/eindeffector of
gereedschaps-/eindeffectorconnector.
2. Penetratie van de huid door scherpe randen en scherpe punten op obstakels in de buurt van het
robottraject.
3. Kneuzing door contact met de robot.
Gebruikershandleiding
en
deel Deel II PolyScope-handleiding op pagina 97
hoofdstuk 3. Veiligheidsfuncties en -
13
voor gedetailleerde
UR3e