25.6. Installatie variabelen
Variabelen die worden aangemaakt in het scherm Installatievariabelen worden installatievariabelen
genoemd en worden gebruikt net als normale programmavariabelen. Installatievariabelen zijn anders
omdat ze hun waarde behouden, ook als een programma stopt en vervolgens weer start en wanneer
de robotarm en/of regelkast uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld wordt.
De namen en waarden van installatievariabelen worden opgeslagen bij de installatie, dus u kunt
dezelfde variabele gebruiken in meerdere programma's.
Installatievariabelen en hun waarden worden elke 10 minuten automatisch opgeslagen terwijl een
programma wordt uitgevoerd en ook wanneer het programma wordt gepauzeerd of gestopt.
Een variabele aanmaken
1. Tik op Nieuwe maken om naar het veld Nieuwe installatievariabele aanmaken te gaan met
een voorgestelde naam voor de nieuwe variabele.
2. Tik op het veld Nieuwe installatievariabele aanmaken om de variabelenaam te wijzigen.
3. Tik op OK als de nieuwe variabelenaam niet wordt gebruikt in deze installatie.
4. Selecteer de variabele in de lijst en tik op Waarde bewerken om de waarde van de
installatievariabele te wijzigen.
5. Nadat de variabele is geconfigureerd, moet u de installatie zelf opslaan om de configuratie te
behouden.
Een variabele verwijderen
UR3e
214
25. Installatietabblad
Gebruikershandleiding