WAARSCHUWING
1. Zorg ervoor dat de robotarm en het gereedschap/eindeffector correct en stevig
met bouten bevestigd zijn.
2. Zorg dat de robotarm voldoende ruimte heeft om vrij te bewegen.
3. Zorg ervoor dat de veiligheidsmaatregelen en/of
veiligheidsconfiguratieparameters voor de robot zijn ingesteld om
programmeurs, operators en omstanders te beschermen zoals vastgesteld in de
risicobeoordeling.
4. Draag geen losse kleding of sieraden als u met de robot werkt. Zorg ervoor dat
lange haren naar achteren gebonden zijn als u met de robot werkt.
5. Gebruik de robot nooit als deze beschadigd is, bijvoorbeeld, als
gewrichtskappen los zitten of gebroken of verwijderd zijn.
6. Als de software een fout aangeeft, druk dan direct op de noodstop, noteer de
omstandigheden die tot de fout leidden, zoek de corresponderende foutcodes
op het logscherm en neem contact op met uw leverancier.
7. Sluit geen veiligheidsapparatuur aan op standaard I/O's. Gebruik alleen
veiligheids-I/O's.
8. Zorg dat u de juiste installatie-instellingen gebruikt (bijv. robotmontagehoek,
massa in TCP, TCP offset, veiligheidsconfiguratie). Sla het installatiebestand op
en laad hem naast het programma.
9. De functie Freedrive mag alleen gebruikt worden in installaties waarvoor de
risicobeoordeling het toelaat.
10. Gereedschappen/eindeffectoren en obstakels mogen geen scherpe randen of
uitsteeksels hebben.
11. Zorg ervoor dat alle personen gewaarschuwd zijn hun hoofd en gezicht buiten
bereik te houden van de werkende robot of de robot die op het punt staat te
starten.
12. Let op de bewegingen van de robot bij gebruik van de programmeereenheid.
13. Als dit door de risicobeoordeling is vastgesteld, dient u het veiligheidsbereik van
de robot niet te betreden en de robot niet aan te raken als het systeem in
werking is.
14. Het combineren van verschillende machines kan bestaande gevaren vergroten
of leiden tot nieuwe gevaren. Voer altijd een algemene risicobeoordeling uit voor
de volledige installatie. Afhankelijk van het beoordeelde risico, kunnen
verschillende niveaus functionele veiligheid worden toegepast; wanneer
verschillende niveaus nodig zijn voor veiligheid en noodstoppen, kies dan altijd
het hoogste prestatieniveau. Lees altijd de handleidingen voor alle apparatuur
die gebruikt wordt in de installatie, en zorg dat u alles begrijpt.
15. Pas de robot niet aan. Een aanpassing kan leiden tot gevaren die door de
UR3e
10
2. Veiligheid
Gebruikershandleiding