De apneu-ademhalingsfrequentie moet ≥ 60/T
apneu-instellingen niet resulteren in een I:E-verhouding > 1,00:1.
Apneubeademing resetten
10.12.4
Apneubeademing dient als aanvullende beademingsmodus wanneer de
toediening van ademslagen aan de patiënt binnen een bepaalde periode
onvoldoende is. Apneubeademing kan door de gebruiker (door indrukken van
de toets Alarmreset) of de patiënt (autoreset) worden teruggezet op normale
beademing. Het wordt ook teruggezet als er een frequentieverandering wordt
aangebracht waardoor apneubeademing onmogelijk wordt.
Wanneer de patiënt weer controle krijgt over de inspiratie, komt het
beademingsapparaat weer in de door de gebruiker ingestelde modus van
niet-apneubeademing te staan. Het beademingsapparaat bepaalt of de patiënt
weer controle over de respiratie heeft door de getriggerde inspiraties en
het expiratievolume te bewaken. Als de patiënt twee achtereenvolgende inspiraties
triggert en het geëxpireerd volume gelijk aan of groter dan 50% van het
toegediende volume is (inclusief compliantievolume), schakelt het
beademingsapparaat over op niet-apneubeademing. Het geëxpireerde volume
wordt bewaakt om resetten vanwege autotriggering door grote lekkages in het
patiëntcircuit te voorkomen.
Apneubeademing bij SIMV
10.12.5
De volgende strategie dient om SIMV te helpen voorkomen dat apneubeademing
wordt getriggerd als in plaats daarvan een VIM-ademslag kan worden toegediend:
Als het apneu-interval (T
•
beademingsapparaat een VIM toe en wordt niet met apneubeademing begonnen.
Als T
•
In onderstaande afbeelding ziet u hoe SIMV waar mogelijk een VIM zal toedienen in
plaats van apneubeademing te triggeren.
Gebruikershandleiding
) verstrijkt tijdens het verplichte interval, dient het
A
verstrijkt tijdens het spontane interval, begint de apneubeademing.
A
zijn. Daarnaast kunnen de
A
Apneubeademing
10-43