De stand-by-status afsluiten
Sluit het patiëntcircuit opnieuw aan. Het beademingsapparaat hervat de beademing
1.
met de instellingen die in gebruik waren voordat de loskoppeling plaatsvond.
De volgende instellingen van het beademingsapparaat worden actief in de stand-
by-status:
Basisflow wordt ingesteld op tien (10) L/min
•
100% O
•
40% O
•
Tijdens de stand-by-status
De expiratieklep staat open.
•
De huidige instellingen van het beademingsapparaat worden in het geheugen bewaard.
•
Flowsensoren worden bewaakt om heraansluiting van de patiënt te detecteren.
•
Patiënt-gerelateerde alarmen worden tijdelijk onderdrukt, zoals hieronder beschreven.
•
De instellingen van het beademingsapparaat kunnen desgewenst worden gewijzigd
•
en worden toegepast zodra de patiënt weer is aangesloten.
Het beademingsapparaat geeft een indicator weer die aangeeft dat het apparaat zich
•
in de stand-by-status bevindt en een timer die aangeeft hoelang het apparaat al in de
stand-by-status staat.
Er worden nog steeds achtergrondcontroles van het beademingsapparaat uitgevoerd.
•
De stand-by-status wordt automatisch beëindigd als heraansluiting van de patiënt
wordt gedetecteerd, als de clinicus de set-up van de patiënt voltooit (indien
beademing per ongeluk werd gestart voordat de set-up was voltooid) of als het
beademingsapparaat wordt uit- en weer ingeschakeld.
Voordat wordt overgeschakeld naar de stand-by-status, meet het beademings-
apparaat de druk en de flow in het patiëntcircuit om te bepalen of een patiënt is
aangesloten. Als een patiënt wordt gedetecteerd, zet het beademingsapparaat
de beademing voort zoals deze voorafgaand aan het verzoek was ingesteld,
waarschuwt het apparaat de gebruiker dat de stand-by-status in behandeling is en
vraagt om loskoppeling van de patiënt. Er wordt een afteltimer weergegeven
waarmee de gebruiker wordt gewezen op de resterende tijd voor het loskoppelen
van de patiënt. Nadat de patiënt is losgekoppeld, verzoekt het beademingsapparaat
de loskoppeling te bevestigen. Als het beademingsapparaat overschakelt naar de
Gebruikershandleiding
voor volwassen/pediatrische patiënten
2
voor neonatale patiënten
2
Bedrijfsmodi van het beademingsapparaat
3-29