Installatie
Voordat u een patiënt gaat beademen, moet u de GUI zodanig configureren dat
deze alle gewenste parameters, informatie en patiëntgegevens kan weergeven. Het
is dan niet meer nodig de patiënt van het beademingsapparaat te halen (voor het
configureren van een groot aantal items moet de unit zich in de onderhoudsmodus
bevinden).
Instellingsconfiguratie uitvoeren
Schakel over naar de onderhoudsmodus en bevestig dat er geen patiënt is aangesloten
1.
door de knop Configuratie aan te raken. Zie Onderhoudsmodus, p. 3-30 voor instructies
over het overschakelen naar de onderhoudsmodus.
Raak de knop Configuratie bovenaan het scherm in de onderhoudsmodus aan. Er wordt
2.
een lijst weergegeven van de knoppen die configuratie van de bijbehorende
parameters mogelijk maken.
Raadpleeg de onderstaande gedeeltes voor specifieke instructies over het configureren
3.
van elke parameter volgens de wensen van de zorginstelling.
Terugkeren naar de fabrieksconfiguratie
Schakel over naar de onderhoudsmodus en bevestig dat er geen patiënt is aangesloten
1.
door Bevestigen aan te raken. Zie Onderhoudsmodus, p. 3-30 voor instructies over het
overschakelen op de onderhoudsmodus.
Raak de knop Configuratie bovenaan het scherm in de onderhoudsmodus aan. Er wordt
2.
een lijst weergegeven van de knoppen die configuratie van de bijbehorende
parameters mogelijk maken.
Selecteer de gewenste, gewijzigde instelling uit de opties in het linkermenu.
3.
Raak Standaardinstellingen aan.
4.
De GUI configureren
3.8.2
Het scherm kan op verschillende manieren worden geconfigureerd. Zie
van het
geconfigureerd, door de zorginstelling kunnen worden geconfigureerd of door de
gebruiker kunnen worden geconfigureerd. Als de door de fabriek geconfigureerde
of door de zorginstelling te configureren items eenmaal zijn geconfigureerd, blijven
dit de standaardwaarden. Door de fabriek geconfigureerde waarden kunnen niet
worden gewijzigd, maar als de parameters die in de genoemde tabel zijn
weergegeven door de zorginstelling zijn geconfigureerd, blijven die waarden in het
geheugen staan als standaardinstellingen. Als er wijzigingen worden aangebracht
in door de gebruiker te configureren parameters, blijven deze in het geheugen
3-34
beademingsapparaat, p. 3-33 voor de parameters die in de fabriek zijn
Configuratie
Gebruikershandleiding