Let op:
Plaats geen houders gevuld met vloeistoffen op het beademingsapparaat, omdat er
kan worden gemorst.
Nadat u het beademingsapparaat hebt aangezet, geeft het een 'welkomstscherm'
weer en voert het een Zelftest bij inschakelen (POST) uit. Nadat het welkomstscherm
is weergegeven, biedt het beademingsapparaat u de keuze om dezelfde patiënt of
een nieuwe patiënt te gaan beademen, of om een SST uit te voeren.
Beademingsparameters worden ingevoerd via de grafische gebruikersinterface
(GUI) door middel van de volgende algemene stappen:
Raak de instelling aan die op de GUI wordt weergegeven.
1.
Draai de knop naar rechts om de waarde te verhogen of naar links om hem te verlagen.
2.
Raak Akkoord aan om de instelling toe te passen of ALLES akkoord om verschillende
3.
instellingen tegelijk toe te passen.
Opmerking:
Met Snelle Start kunnen de instellingen voor mechanische beademing snel worden verricht
en kan de mechanische beademing snel worden gestart. Controleer de parameters voor de
snelle start en verifieer dat ze overeenstemmen met de beleidsregels van de instelling
voordat u deze functie gebruikt.
Snelle start gebruiken
Selecteer Nieuwe patiënt.
1.
Raak de gemarkeerde PBW-knop of Geslacht/lengte aan.
2.
Draai de knop om het PBW van de patiënt of het geslacht en de lengte aan te passen
3.
(als u geslacht hebt geselecteerd, komt de lengteselectie beschikbaar).
Raak Snelle start.aan.
4.
Sluit de adapter van het Y-stuk van het circuit aan op de luchtweg van de patiënt of de
5.
interfaceverbinding. De patiënt wordt beademd met de door de zorginstelling
geconfigureerde standaardwaarden voor Snelle start op basis van het ingevoerde PBW
of de geslacht-/lengtegegevens en het type circuit dat tijdens de SST is gebruikt. Er
volgt geen pompt om de instellingen te controleren en het curvenscherm verschijnt.
Gebruikershandleiding
Gebruik van het beademingsapparaat
4-9