een sensor aan de binnenkant van de voor-
ruit, boven de binnenspiegel.
De automatische grootlichtregeling schakelt
het grootlicht automatisch in, afhankelijk van
de voor- en tegenliggers die aanwezig zijn en
de omgevings- en rijomstandigheden vanaf
een snelheid van ong. 60 km/u (37 mph) en
schakelt deze weer uit bij een snelheid lager
dan ong. 30 km/u (18 mph).
In- en uitschakelen
Handeling
Inscha-
– Zorg dat het contact aan staat, draai de
kelen:
lichtschakelaar in stand en zet de knip-
perlicht- en grootlichthendel in de stand van
›››
het grootlicht
pagina
sche) grootlichtregeling geactiveerd is, gaat
op het display van het instrumentenpaneel
het controlelampje branden.
Uitscha-
- Contact uitschakelen.
kelen:
– OF: draai de lichtschakelaar naar een an-
dere stand dan
– OF: zet de knipperlicht- en grootlichthen-
del in de stand van het grootlichtsignaal of
›››
het grootlicht
pagina
Onder de volgende omstandigheden kan het
gebeuren dat het grootlicht niet of niet tijdig
wordt uitgeschakeld:
●
Op slecht verlichte wegen met veel reflecte-
rende signalen.
●
Bij weggebruikers met onvoldoende ver-
lichting, bijv. voetgangers of fietsers.
82
●
Bij gesloten bochten, als tegenliggers ge-
deeltelijk verborgen zijn, op steile hellingen.
●
Op wegen met tegenliggers en een vangrail
in de middenberm als de bestuurder hier ge-
makkelijk overheen kan kijken (bijvoorbeeld
de bestuurder van een vrachtwagen).
●
Als de camera defect is of de voeding is on-
derbroken.
●
Bij mist, sneeuw en hevige regenval.
●
Bij stof- en zandwolken.
●
Als de voorruit beschadigd is door steen-
slag in het zichtveld van de camera.
●
Als het zichtveld van de camera beslagen,
vuil of bedekt is met een sticker, sneeuw of
ijs.
80. Als de (automati-
ATTENTIE
De hoge mate van comfort die de (automati-
sche) grootlichtregeling biedt, mag niet in
gevaar komen. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
›››
pagina
79.
●
Controleer de lichten altijd zelf en pas ze,
indien nodig, aan het licht, het zicht en het
80.
verkeer aan.
●
De (automatische) grootlichtregeling regi-
streert niet alle situaties correct en heeft in
bepaalde situaties een beperkte werking.
Als de voorruit beschadigd is of de verlich-
●
ting van de wagen gewijzigd wordt, kan dit
nadelige gevolgen hebben voor de werking
van de (automatische) grootlichtregeling, bij-
Bedienen
voorbeeld als extra koplampen worden ge-
monteerd.
Let op
Het grootlichtsignaal en het grootlicht kun-
nen altijd handmatig in- en uitgeschakeld
worden met de knipperlicht- en grootlicht-
›››
hendel
pagina
80.
Functie "Coming home" en
"Leaving home" (oriëntatielichten)
De functie "Coming home" moet handmatig
worden ingeschakeld. De functie "Lea-
ving home" wordt echter automatisch door
een lichtsensor gestuurd.
"Coming home": nodige handelingen
– Schakel het contact uit.
– Stel het grootlichtsignaal ca. 1 seconde
›››
pagina 80
in werking.
De verlichting "Coming home" gaat aan
Inschake-
wanneer het bestuurdersportier wordt ge-
len:
opend. De uitschakelvertraging voor de
koplampen start wanneer het laatste por-
tier of de achterklep van de wagen wordt
gesloten.