Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
gina
62.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten
na
56.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrijblok-
kering actief
weergegeven. De wagen kan dan
niet worden gestart.
Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gewaarborgd worden met originele SEAT-
sleutels.
Remmen en parkeren
Inleiding tot thema
De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
systeem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC).
ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het remsysteem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
›››
pa-
●
Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
›››
sleten remblokken te vervangen.
pagi-
ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keert, kan dit tot ernstig letsel leiden.
Trek de sleutel nooit uit het contactslot zo-
●
lang de wagen nog in beweging is. De stuur-
kolom kan worden vergrendeld waarna het
stuurwiel niet meer gedraaid en de wagen
niet meer bestuurd kan worden.
●
Parkeer de wagen zo dat geen enkel onder-
deel van het uitlaatsysteem in contact kan
komen met brandbare materialen (zoals hout,
bladeren, droog gras, gemorste brandstof
enz.).
●
Telkens wanneer u de wagen stilzet of par-
keert, moet u de elektronische parkeerrem in-
schakelen.
●
Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen achter in de wagen. Zij kunnen de elek-
tronische parkeerrem uitschakelen, de keuze-
hendel of de versnellingshendel bedienen en
de wagen in beweging zetten. Dit kan ernsti-
ge ongevallen tot gevolg hebben.
Rijden
Neem telkens wanneer u de wagen verlaat
●
alle sleutels mee. Iemand zou de motor kun-
nen aanzetten en elektrische uitrustingen,
zoals bijv. de ruiten, kunnen bedienen. Dit
kan tot ernstig letsel leiden.
●
Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen in de wagen achter. Zij zijn in een nood-
geval niet in staat de wagen zelfstandig te
verlaten of zichzelf te redden. In een afgeslo-
ten wagen kan het bijvoorbeeld, afhankelijk
van het jaargetijde, zo extreem warm of koud
worden dat dit, vooral bij kleine kinderen, tot
ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood kan lei-
den.
VOORZICHTIG
●
Wees extra voorzichtig op plaatsen met een
verhoogde stoeprand of vaste afsluitingen.
Voorwerpen die uitsteken uit de grond kun-
nen de bumper en andere delen van de wagen
tijdens het manoeuvreren beschadigen. Stop
voordat de wielen de stoeprand of afsluiting
raken om schade te voorkomen.
Let in het bijzonder op voor inritten, hellin-
●
gen, stoepranden en ander voorwerpen, enz.
De onderste delen van de wagen zoals bum-
pers, spoilers en elementen van het onder-
stel, alsook de motor en het uitlaatsysteem,
kunnen beschadigd raken wanneer erover-
heen wordt gereden.
145