Zendapparatuur naderhand inbouwen
Om zendapparatuur in de wagen te kunnen
gebruiken, is een buitenantenne nodig.
Het naderhand inbouwen van elektrische of
elektronische apparaten is onderhevig aan
de goedkeuring ervan voor de wagen. In be-
paalde gevallen kan daardoor de wettelijke
goedkeuring voor uw wagen worden inge-
trokken.
SEAT heeft voor uw wagen het gebruik van
zendapparatuur onder de volgende voor-
waarden vrijgegeven:
●
De buitenantenne moet op deskundige wij-
ze worden ingebouwd.
●
Een maximaal zendvermogen van 10 watt.
Alleen met een buitenantenne wordt het opti-
male bereik van de apparaten bereikt.
Wanneer u zendapparatuur met een zendver-
mogen van meer dan 10 watt wilt gebruiken,
neem dan contact op met een gespecialiseer-
de werkplaats. Zij zijn vertrouwd met de tech-
nische mogelijkheden van de installatie.
SEAT raadt u aan de Technische Dienst te
raadplegen.
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
en de aanwijzingen en inbouwinstructies van
zendapparatuur.
Verzorging en onderhoud
ATTENTIE
Als de zendapparatuur los vervoerd wordt of
niet goed is vastgemaakt, kan deze bij bruusk
remmen, plotselinge manoeuvres, of een on-
geval door het interieur van de wagen worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
Zendapparatuur moet tijdens het rijden al-
●
tijd op de juiste wijze en buiten het werkings-
gebied van de airbags worden bevestigd, of
op een veilige plaats worden opgeslagen.
ATTENTIE
Als u zendapparatuur gebruikt die niet op de
buitenantenne aangesloten is, kan het maxi-
mum elektromagnetische stralingsniveau in
de wagen overschreden worden. Hetzelfde
gebeurt als de buitenantenne verkeerd geïn-
stalleerd is.
●
Gebruik alleen zendapparatuur in de wagen
als deze aangesloten is op een volgens de in-
structies aangesloten buitenantenne.
Door regelapparaten in geheugen
opgeslagen informatie
Uw wagen bevat in de fabriek ingebouwde
elektronische regelapparaten die onder an-
dere het motormanagement en de versnel-
lingsbak regelen. De regelapparaten contro-
leren daarnaast de goede werking van het
uitlaatgassysteem en het airbagsysteem.
Deze elektronische regelapparaten analyse-
ren hiervoor onder het rijden constant de wa-
gengegevens. Als er storingen of afwijkingen
met betrekking tot de theoretische waarden
optreden, worden alleen die gegevens in het
geheugen opgeslagen. In het algemeen geldt
dat de storingen worden aangeduid via de
controlelampjes in het instrumentenpaneel.
Deze gegevens kunnen alleen met speciale
apparaten worden geraadpleegd en geanaly-
seerd.
Omdat de gegevens in het geheugen worden
opgeslagen, kunnen de gespecialiseerde
werkplaatsen de storingen detecteren en ver-
helpen. In het geheugen kunnen onder ande-
re de volgende gegevens zijn opgeslagen:
Gegevens over de motor en de versnel-
●
lingsbak
●
Snelheid
●
Rijrichting
●
Remkracht
●
Detectie van veiligheidsgordel
De in de wagen geïntegreerde regelappara-
ten nemen in geen geval de in de wagen ge-
voerde gesprekken op.
In wagens met noodoproepfunctie via de mo-
biele telefoon of andere aangesloten appara-
ten kan de huidige positie worden doorgege-
ven. Als het regelapparaat een ongeval regi-
streert waarbij de airbags geactiveerd zijn,
»
205