●
Controlelampje voor het uitschakelen/in-
schakelen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het
controlelampje :
gaat niet branden wanneer het contact
●
wordt ingeschakeld,
niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
●
contact werd ingeschakeld,
●
weer gaat branden nadat het contact werd
ingeschakeld en het controlelampje uitging,
●
gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbagsysteem wordt niet geactiveerd
bij:
uitgeschakeld contact,
●
●
lichte frontale botsingen,
lichte botsingen van opzij;
●
●
botsingen van achteren;
over de kop slaan.
●
ATTENTIE
●
De maximale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
20
Vastzetten
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
›››
reikt
pagina
6.
●
Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het systeem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd.
Activering van de airbag
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met hoge snelheid opgeblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen
bieden. Als de airbags worden ontvouwen,
kan fijn stof ontstaan. Dit is normaal en geen
teken van vuur in de wagen.
Het airbagsysteem is enkel klaar voor werk-
ing met ingeschakeld contact.
In bijzondere omstandigheden van ongeval-
len kunnen verscheidene airbags tegelijk af-
gaan.
Bij lichte botsingen frontaal, van opzij of van
achteren, kantelen of doorrollen van het voer-
tuig, zullen de airbags niet afgaan.
Factoren van activering
Er kunnen geen algemene uitspraken worden
gedaan over de omstandigheden die leiden
tot het activeren van het airbagsysteem in
elke situatie. Wel zijn er een aantal factoren
die een belangrijke rol spelen, zoals bijvoor-
beeld de eigenschappen van het voorwerp
dat botst tegen het voertuig (hard/zacht),
botshoek, rijsnelheid enz.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is het traject van vertraging.
Het regelapparaat analyseert het traject van
de botsing en activeert het betreffende be-
vestigingssysteem.
Indien tijdens de botsing de gemeten vertra-
ging van het voertuig die daaruit volgt onder
de vooraf ingestelde referentiewaarden in het
regelapparaat blijft, zullen de airbags niet af-
gaan zelfs al kan het voertuig ernstig ver-
vormd worden.
Bij ernstige frontale botsingen worden de
volgende airbags geactiveerd
●
Voorairbag van de bestuurder.
Voorairbag van de bijrijder.
●
●
Knie-airbag voor de bestuurder.
Bij ernstige botsingen van opzij worden de
volgende airbags geactiveerd
●
Zij-airbag vooraan aan de zijde van het on-
geval.
●
Zij-airbag achteraan aan de zijde van het
ongeval.
●
Hoofdairbag aan de zijde van het ongeval.