●
Volg de aanwijzingen op het display in het
instrumentenpaneel.
●
Laat na enige tijd het stuurwiel los wanneer
de volgende waarschuwing
gegeven: Het systeem neemt het stuurwiel ac-
tief over! Houd de omgeving in de gaten.
●
Houd de omgeving in de gaten en geef
voorzichtig gas, met maximaal 7 km/u (4
mph).
●
Het inparkeersysteem bedient alleen het
stuurwiel tijdens de manoeuvre. De bestuur-
der bedient het gaspedaal, het koppelings-
pedaal en het rempedaal.
●
Volg de visuele aanwijzingen en de akoesti-
sche signalen van het inparkeersysteem tot
de manoeuvre voltooid is.
●
Het inparkeersysteem stuurt de wagen zo-
wel naar voren als naar achteren tot de wa-
gen recht in de open ruimte staat.
●
De manoeuvre is voltooid wanneer de daar-
bij behorende waarschuwing op het display
in het instrumentenpaneel wordt weergege-
ven.
Parkeermanoeuvre voortijdig voltooien of
onderbreken
Het inparkeersysteem onderbreekt de ma-
noeuvre voortijdig als een van de volgende
situaties zich voordoet:
●
Indrukken toets
.
●
De wagen rijdt harder dan 7 km/u (4 mph).
174
●
De bestuurder neemt de besturing over.
De parkeermanoeuvre is niet voltooid en er
●
zijn zes minuten verstreken vanaf het mo-
›››
wordt weer-
ment dat de automatische stuurwielhulp in-
geschakeld werd.
●
Er wordt een schuifdeur geopend. Om de
manoeuvre af te maken, sluit u de schuifdeur
en drukt u de toets
●
Er treedt een storing in het systeem (sys-
teem tijdelijk niet beschikbaar) op.
De ASR is uitgeschakeld, of de ASR of de
●
ESC grijpt in.
ATTENTIE
Tijdens het parkeren met het inparkeersys-
teem draait het stuurwiel snel zelfstandig
rond. Als u uw handen in de openingen van
het stuurwiel steekt, kunt u zichzelf verwon-
den.
Let op
Het inparkeersysteem heeft zijn beperkin-
●
gen. U kunt met het inparkeersysteem bij-
voorbeeld niet in krappe bochten parkeren.
Hoewel het inparkeersysteem weet dat er
●
niet voldoende ruimte is om de wagen te par-
keren, wordt op het display in het instrumen-
tenpaneel toch deze ruimte weergegeven. In
dit geval wordt u aangeraden de parkeerma-
noeuvre niet uit te voeren.
Als u voortijdig tussen de vooruit- en ach-
●
teruitversnelling schakelt (d.w.z. voordat het
Bedienen
opnieuw in.
signaal van het inparkeersysteem dit aan-
geeft), dan wordt de wagen niet goed gepar-
keerd.
Als u de wagen recht (parallel aan het weg-
●
dek) parkeert, weerklinkt een signaal dat de
bestuurder erop attent maakt wanneer de
vooruitversnelling en wanneer de achteruit-
versnelling geschakeld moet worden, omdat
het signaal van het inparkeersysteem niet
aangeeft wanneer van rijrichting verandert
moet worden.
U kunt het inparkeersysteem ook later in-
●
schakelen, wanneer u met de wagen met
maximaal 40 km/u (25 mph) langs een ge-
schikte parallelle open ruimte of met 20 km/u
(12 mph) langs een schuine open ruimte
(haaks op wegdek) rijdt, en vervolgens op de
toets
drukt.
●
De voortgangsbalk op het display in het in-
strumentenpaneel geeft met symbolen de re-
latieve af te leggen afstand weer.
●
Wanneer het inparkeersysteem het stuur-
wiel bedient en de wagen stilstaat, wordt
daarnaast het symbool weergegeven. Trap
het rempedaal in zodat het stuurwiel terwijl
de wagen stilstaat kan draaien, en op deze
manier het aantal manoeuvres beperkt wordt.
●
De lengte van de open ruimte is "geschikt"
voor parkeren als deze minimaal 1,1 m groter
is dan de lengte van de wagen.
●
Als na het verwisselen van de wielen de wa-
gen niet meer goed geparkeerd wordt, moet
de wielomtrek van de nieuwe wielen in het
systeem worden opgeslagen. Dit proces