Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
●
stand aan tot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
Houd altijd de handen aan het stuur.
●
●
De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekmarkeringen. Onder bepaalde om-
standigheden kan de rijstrookassistent een
slechte toestand van het wegdek, construc-
ties op het wegdek of bepaalde objecten on-
bedoeld aanzien voor wegdekmarkeringen. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
●
Let op de aanwijzingen op het display van
het instrumentenpaneel en volg ze op.
Let altijd goed op de omgeving van de auto.
●
Let op
De rijstrookassistent is exclusief ontwikkeld
voor rijden op asfaltwegen.
Let op
Als de rijstrookassistent niet werkt zoals be-
schreven is in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan.
Let op
Ga bij storingen in het systeem naar een ge-
specialiseerde werkplaats om het systeem te
laten nakijken.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Controlelampjes
Knip-
Mogelijke oor-
pert of
zaak
brandt
Rijstrookassistent
(Lane Assist) inge-
schakeld, maar niet
(geel)
actief.
Rijstrookassistent
(Lane Assist) inge-
(groen)
schakeld en actief.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
ATTENTIE
›››
Veiligheidsaanwijzingen
waarschuwingslampjes op pagina 48
nemen.
Werkwijze
Oplossing
Het systeem kan de
rijstrook niet duidelijk
registreren. Zie
pagi-
na 184, De rijstroo-
kassistent is niet ac-
tief (controlelampje
licht geel
op).
Afbeelding 149
de camera van de rijstrookassistent.
–
Met behulp van de camera in de voorruit regi-
streert de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig
een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het systeem dit aan de bestuurder via een
waarschuwing in de vorm van stuurvibraties.
Deze stuurvibraties kunnen altijd worden op-
geheven door het stuurwiel te draaien.
in Controle- en
Als een van de richtingaanwijzers wordt aan-
in acht
gezet, wordt geen waarschuwing gegeven,
omdat het systeem dan weet dat de bestuur-
der bewust van rijstrook gaat wisselen.
Stuurvibraties
In de volgende situaties treden stuurvibraties
op als waarschuwing en moet de bestuurder
actief sturen:
Op de voorruit: Zichtveld van
»
183