gevallen nuttig. Als plotseling een stuk weg-
dek met water, modder of sneeuw bedekt is,
helpt de ESC niet op dezelfde manier als het
zou doen op een droge ondergrond. Als de
wagen de grip met de ondergrond verliest en
over een laag water rijdt ("aquaplaning"),
dan kan de ESC de bestuurder niet helpen
met remmen en het besturen van de wagen
wanneer de wagen de grip met het wegdek
verliest. Als u met de wagen over kronkelige
wegen rijdt en de bochten met grote snelheid
doorrijdt, dan reageert de ESC niet altijd met
dezelfde effectiviteit: een agressieve rijstijl is
niet hetzelfde als minder hard rijden. Als de
wagen een aanhangwagen trekt, dan kunt u
met de ESC niet zo gemakkelijk de controle
over de wagen houden als wanneer er geen
aanhangwagen aangekoppeld is.
Pas de snelheid en de rijstijl aan het weer,
het wegdek, het verkeer aan. De ESC mag de
natuurkundig bepaalde grenzen niet over-
schrijden. Verbeter de beschikbare transmis-
sie of houd de wagen op de weg als de aan-
dacht van de bestuurder tot onvermijdelijke
situaties leidt. Aan de andere kant zorgt de
ESC ervoor dat u de wagen gemakkelijker on-
der controle kunt houden. De ESC helpt u in
extreme situaties en profiteert maximaal van
de stuurbewegingen van de bestuurder om
de wagen in de gewenste richting te houden.
Als u met een snelheid rijdt die ervoor zorgt
dat de wagen van het wegdek kan raken nog
voordat de ESC kan ingrijpen, dan kan de
ESC geen enkele hulp meer bieden.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
In de ESC zijn de ABS-, BAS-, ASR- en EDS-
systemen geïntegreerd. De ESC is altijd inge-
schakeld. Alleen in die situaties waarin de
aandrijving niet voldoende is, moet de ESC
worden uitgeschakeld door de ASR-toets
›››
Afbeelding 134
in te drukken. Let erop de
ASR opnieuw in te schakelen wanneer de
aandrijving van de wagen weer functioneert.
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS voorkomt tot net voordat de wagen
helemaal stilstaat dat de wielen tijdens het
remmen blokkeren. Het helpt de bestuurder
de wagen te besturen en de controle over de
wagen te behouden. Dit betekent dat de kans
dat de wagen slipt vermindert, inclusief als
er hard geremd wordt:
Trap het rempedaal in en houd het inge-
●
trapt. Haal uw voet niet van het rempedaal en
verminder de remkracht niet!
●
Trap het rempedaal niet "pompend" in en
houd het rempedaal even hard ingetrapt!
●
Laat de wagen in dezelfde richting rijden
wanneer u het rempedaal krachtig intrapt.
●
Het ABS wordt uitgeschakeld wanneer u
het rempedaal loslaat of de druk op het rem-
pedaal vermindert.
De ABS-regeling is merkbaar aan het pulse-
ren van het rempedaal en de geluiden. U
mag er niet vanuit gaan dat het ABS onder
elke willekeurige omstandigheid de remweg
verkort. De remweg kan zelfs langer worden
als de wagen over grind, verse sneeuw of
over een bevroren of gladde ondergrond rijdt.
Als de wagen op losse ondergrond rijdt,
wordt de vierwielconfiguratie van het ABS au-
tomatische ingeschakeld. Wanneer het ABS
ingrijpt, is het mogelijk dat de voorwielen
kort geblokkeerd worden. Op deze wijze
wordt de remweg in het terrein verkort zodat
de wielen zich niet in de losse ondergrond in-
graven. De vierwielconfiguratie van het ABS
grijpt alleen in wanneer de wagen rechtdoor
rijdt. Als de voorwielen zijn gedraaid, is het
normale ABS in werking.
Remkrachtassistent (BAS)
De remkrachtassistent kan de remweg verkor-
ten. De remkrachtassistent versterkt de
kracht die de bestuurder in noodremsituaties
op het rempedaal uitoefent. Als gevolg hier-
van neemt de totale remdruk snel toe, verme-
nigvuldigt de remkracht en daalt de remweg.
Hierdoor wordt het ABS sneller en efficiënter
geactiveerd.
Verminder niet de druk op het rempedaal! Als
het rempedaal wordt losgelaten of als de
druk op het rempedaal vermindert wordt,
schakelt de remkrachtassistent automatisch
de rembekrachtiger uit.
Aandrijfslipregeling (ASR)
De aandrijfslipregeling vermindert de aan-
drijfkracht van de motor bij doordraaiende
»
163