Neem de aanwijzingen voor het slepen in
›››
acht
pagina
275.
Montage van het sleepoog achteraan
(wagens zonder in de fabriek gemonteerd
sleepoog)
Haal het sleepoog uit het wagengereed-
●
schap aan de rand van de bagageruimte
›››
pagina
262.
●
Druk boven op het deksel en verwijder het
voorzichtig naar achteren. U moet waar-
schijnlijk veel kracht gebruiken. Laat het dek-
sel open.
●
Schroef het sleepoog in de behuizing tegen
›››
de klok in zover als u kunt
geschikt object om het sleepoog stevig vast
te schroeven.
Verwijder na het slepen het sleepoog door
●
het met de klok mee te draaien, en plaats het
terug in de opbergplaats.
VOORZICHTIG
●
Het sleepoog moet altijd helemaal en ste-
vig vastgedraaid zijn. Anders zou het sleep-
oog tijdens het slepen of het starten door te
slepen uit de behuizing kunnen raken.
De wagens met sleepoog gemonteerd in de
●
fabriek mogen alleen worden gesleept met
een sleepstang, speciaal ontworpen voor de
montage op een bolhaak. Zo niet, dan kunnen
het kogelscharnier en de wagen beschadigd
raken. Gebruik in plaats daarvan een sleep-
kabel.
Rijadviezen bij het slepen
Het slepen vraagt enige oefening, vooral
wanneer er een sleepkabel wordt gebruikt.
Beide bestuurders moeten met de bijzonder-
heden van het slepen vertrouwd zijn. Onge-
oefende bestuurders moeten hiervan afzien.
Zorg ervoor dat de bestuurder niet te veel
trekkracht of schokken genereert. Als er over
onverharde wegen wordt gesleept, bestaat
altijd het gevaar dat de bevestigingsdelen
overbelast raken.
Als de wagen gesleept wordt met de alarm-
lichten aan en ingeschakeld contact, kan het
knipperlicht gebruikt worden om de richting
. Gebruik een
aan te geven. Zet de hendel van de knipper-
lichten in de gewenste richting. Tijdens deze
tijdsduur, doven de alarmlichten uit. Wan-
neer u de hendel van de knipperlichten op-
nieuw in neutrale stand zet, zullen de alarm-
lichten automatisch opnieuw inschakelen.
Bestuurder van de getrokken wagen
Laat het contact ingeschakeld om te vermij-
●
den dat het stuurwiel wordt geblokkeerd, de
elektronische parkeerrem wordt uitgescha-
keld en om de knipperlichten, de claxon en
de ruitensproeiers te kunnen gebruiken.
●
Omdat de stuurbekrachtiging niet werkt
met de motor uitgeschakeld, moet u meer
kracht voor het sturen gebruiken.
Noodgevallen
●
U dient de rem veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet. Rij
niet tegen het trekkende voertuig.
●
Volg de aanwijzingen en informatie in het
instructieboekje van de te slepen wagen.
Bestuurder van de trekkende wagen
●
Geef voorzichtig gas. Vermijd bruuske ma-
noeuvres.
●
Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het rempedaal zachtjes in.
●
Volg de aanwijzingen en informatie in het
instructieboekje van de gesleepte wagen.
Noodsluiten of noodopenen
Inleiding tot thema
De portieren, de achterklep en het panorama-
schuifdak kunnen manueel worden vergren-
deld en gedeeltelijk worden ontgrendeld, bij-
voorbeeld als de sleutel of de centrale ver-
grendeling defect is.
ATTENTIE
Onvoorzichtig openen of sluiten in geval van
nood kan ernstige verwondingen veroorza-
ken.
»
277