Noodstopfunctie
Gebruik de noodstopfunctie alleen als u de
wagen niet met het rempedaal kunt stilzetten
›››
!
●
Trek de knop
omhoog en houd de knop
vast om de wagen krachtig te remmen. Tege-
lijkertijd klinkt er een waarschuwingssignaal.
●
U kunt het remmen onderbreken door de
knop los te laten of het gaspedaal in te trap-
pen.
ATTENTIE
Als u de elektronische parkeerrem onjuist ge-
bruikt, kan dit een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
●
Gebruik de elektronische parkeerrem nooit
om de wagen te remmen - alleen in noodge-
vallen. De remweg is veel langer omdat alleen
de achterwielen worden afgeremd. Gebruik
altijd het rempedaal.
●
Geef nooit gas vanuit de motorruimte als de
motor draait en een versnelling of rijstand in-
geschakeld is. De wagen kan zich verplaatsen
zelfs als de elektronische parkeerrem inge-
schakeld is.
Let op
●
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: Als u het koppelingspedaal loslaat
en tegelijkertijd gas geeft, wordt de elektro-
nische parkeerrem automatisch uitgescha-
keld.
148
Bedienen
Als de wagenaccu ontladen is, kan de elek-
●
tronische parkeerrem niet uitgeschakeld wor-
›››
den. Gebruik de starthulp
pagina
Tijdens het in- of uitschakelen van de par-
●
keerrem zijn geluiden te horen.
●
Als de elektronische parkeerrem gedurende
lange tijd niet gebruikt is, controleert het
systeem als de wagen stilstaat af en toe
hoorbaar automatisch de elektronische par-
keerrem.
Parkeren
Houd rekening met de wettelijke bepalingen
wanneer u de wagen parkeert.
Inparkeren
Voer de handelingen uitsluitend in de aange-
geven volgorde uit.
●
Parkeer de wagen op een geschikte, stevi-
›››
ge ondergrond
.
●
Trap het rempedaal in en houd het inge-
trapt tot de motor is afgezet.
Schakel de elektronisch parkeerrem in
●
›››
pagina
147.
Zet in geval van een automatische versnel-
●
lingsbak de keuzehendel in stand P.
Zet de motor uit en haal uw voet van het
●
rempedaal.
Trek de sleutel uit het contact.
●
●
Draai zo nodig het stuurwiel een klein beet-
je om de stuurkolom te vergrendelen.
271.
●
Schakel op vlak terrein en hellingen de 1e
versnelling van de schakelbak, of de achter-
uitversnelling op hellingen in, en haal uw
voet van het koppelingspedaal.
●
Let er op dat de andere inzittenden de wa-
gen verlaten, en let speciaal op kinderen.
●
Neem bij het uitstappen alle autosleutels
mee.
Sluit de wagen af.
●
Ook op steile hellingen
Draai voordat u de motor uitzet het stuurwiel
zodanig dat, als de geparkeerde wagen in
beweging zou komen, de wagen tegen de
stoeprand rolt.
●
Draai de voorwielen op hellingen zodanig
dat ze tegen de stoeprand drukken.
●
Draai de voorwielen op hellingen zodanig
dat ze naar het midden van de weg wijzen.
ATTENTIE
De onderdelen van het uitlaatsysteem kun-
nen enorm heet worden. Dit kan brand of aan-
zienlijke schade veroorzaken.
●
Parkeer de wagen zodanig dat geen enkel
onderdeel van het uitlaatsysteem in contact
kan komen met brandbare materialen (zoals
hout, bladeren, droog gras of gemorste
brandstof).