●
Mistkoplampen aanzetten: zet de licht-
schakelaar in stand of trek tot de
eerste stand.
●
Mistachterlicht inschakelen: zet licht-
schakelaar in stand of trek geheel naar
u toe.
●
Om de mistlampen uit te schakelen, druk
de lichtschakelaar in of draai hem in stand .
Geluidssignalen om te waarschuwen dat de
lichten niet uit zijn
Wanneer de autosleutel niet in het contact-
slot zit en het bestuurdersportier open is,
hoort u enkele geluidssignalen in de onder-
staande gevallen: hierdoor wordt u eraan
herinnerd dat de lichten nog uitgezet moeten
worden.
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
●
›››
pagina
80.
Als de lichtschakelaar in stand staat.
●
ATTENTIE
Het stads- of dagrijlicht is niet helder genoeg
om de weg voor u voldoende te verlichten of
door andere verkeersdeelnemers te worden
gezien.
●
Schakel daarom 's nachts, bij regen of bij
slecht zicht altijd het dimlicht in.
80
Bedienen
Knipperlicht- en grootlichthendel
Afbeelding 61
Knipperlicht- en grootlichthen-
del.
Hendel in de gewenste stand zetten:
Rechter knipperlicht. Rechter parkeerlicht
1
›››
(uitgeschakeld contact)
pagina
Linker knipperlicht. Linker parkeerlicht
2
›››
(uitgeschakeld contact)
pagina
›››
Grootlicht ingeschakeld
3
lelampje op het instrumentenpaneel
gaat branden.
Stel het grootlichtsignaal in werking. Het
4
grootlichtsignaal gaat aan wanneer de
hendel wordt ingedrukt. Het controle-
lampje gaat branden.
Zet de hendel in de basisstand om de betref-
fende functie in te schakelen.
Comfortlichten
Beweeg voor de comfortlichten de hendel
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
De comfortlichten worden in- en uitgescha-
keld in het menu Licht & Zicht op het display
van het instrumentenpaneel
wagens die niet over het menu Licht & Zicht
beschikken, kan de functie in een gespeciali-
seerde werkplaats worden gedeactiveerd.
ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
ongevallen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden en
verblinden.
81.
Let op
81.
Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
●
. Het contro-
keld contact. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld
na
260.
●
Als er een storing in een van de knipper-
lichten van de wagen of van de aanhangwa-
gen is, knippert het controlelampje twee keer
zo snel als normaal.
Het grootlicht kan alleen bij ingeschakeld
●
dimlicht worden aangezet.
›››
pagina
48. Bij
›››
pagi-