Parkeren met inparkeersysteem
Afbeelding 141
Deel van de middenconsole:
toets voor handmatig inschakelen van inpar-
keersysteem.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Afbeelding 142
Gedetecteerde open ruimte:
schakel de achteruitrijversnelling in om te
parkeren (recht of schuin).
Voorbereidingen voor parkeren
●
De antislipregeling ASR moet zijn ingescha-
›››
keld
pagina
145.
●
In parkeerplaatsen die parallel aan het
wegdek lopen: druk de toets
heid van maximaal 50 km/u (31 mph) één
keer in. Als de functie in werking is, brandt
het controlelampje in de toets
141.
●
In parkeerplaatsen die haaks op het weg-
dek staan: druk de toets
van maximaal 50 km/u (31 mph) twee keer
in. Als de functie in werking is, brandt het
controlelampje in de toets
●
Druk indien nodig de toets
om de parkeermodus te wijzigen.
●
Zet het knipperlicht aan aan de kant waar u
een open ruimte om te parkeren wilt detecte-
ren: Op het display in het instrumentenpa-
neel wordt de desbetreffende zijde van het
wegdek weergegeven.
Parkeren
●
Bij parallel aan wegdek parkeren: rijd de
wagen met een snelheid van 40 km/u (25
mph) en op een afstand tussen 0,5 m en 2 m
langs de open ruimte.
●
Bij haaks op wegdek parkeren: rijd de wa-
gen met een snelheid van 20 km/u (12 mph)
en op een afstand tussen 0,5 m en 2 m langs
de open ruimte.
●
Het beste parkeerresultaat krijgt u, als u uw
wagen zo parallel mogelijk ten opzichte van
de geparkeerde wagens resp. de stoeprand
houdt.
Als op het display in het instrumentenpa-
●
bij een snel-
neel een geschikte open ruimte wordt weer-
gegeven, zet de wagen dan stil en schakel de
achteruitversnelling in.
›››
Afbeelding
bij een snelheid
›››
Afbeelding
141.
opnieuw in
»
173