ATTENTIE
Het plaatsen van voorwerpen in de voeten-
ruimte van de bestuurder kan het bedienen
van de pedalen belemmeren. Dit kan leiden
tot het verlies van de controle over de wagen
en zo het risico op een ernstig ongeval verho-
gen.
●
Zorg ervoor dat de pedalen op elk moment
bediend kunnen worden en dat er geen voor-
werpen onder kunnen rollen.
●
Maak de vloermat altijd in de voetenruimte
vast.
●
Plaats nooit andere vloermatten of vloerbe-
dekkingen op de af fabriek gemonteerde
vloermat.
●
Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp in de
voetenruimte van de bestuurder kan vallen
onder het rijden.
VOORZICHTIG
De pedalen moeten altijd onbelemmerd kun-
nen worden bediend. Als bijvoorbeeld het
remcircuit defect raakt, moet het rempedaal
een langere weg afleggen om de wagen stil te
zetten. Hiertoe moet het rempedaal dieper en
krachtiger dan normaal worden ingetrapt.
10
Vastzetten
Veiligheidsgordels
Waarom veiligheidsgordels?
Inleiding tot thema
Controleer regelmatig de toestand van alle
veiligheidsgordels. Als beschadigingen van
het riemweefsel, de gordelverbindingen, de
oprolautomaat of het slotgedeelte worden
vastgesteld, moet de betreffende veiligheids-
gordel onmiddellijk door een gespecialiseer-
de werkplaats worden vervangen
gespecialiseerde werkplaats moet de ge-
schikte onderdelen gebruiken voor de wa-
gen, uitvoering en het modeljaar. SEAT raadt
u aan de Technische Dienst te raadplegen.
ATTENTIE
Veiligheidsgordels die niet of slecht omge-
gespt zijn, verhogen het risico van ernstig of
zelfs dodelijk letsel. De optimale bescher-
mende werking wordt alleen gewaarborgd als
u ze juist draagt en gebruikt.
●
Veiligheidsgordels zijn de efficiëntste mid-
delen om het risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel te verminderen bij een ongeval. Om
de voorpassagier en alle andere inzittenden
te beschermen, moeten de veiligheidsgordels
altijd correct vastgemaakt zijn wanneer de
wagen in beweging is.
Alle inzittenden moeten vóór vertrek een
●
correcte zithouding innemen, de veiligheids-
gordel van hun plaats juist omgespen en die
onder het rijden blijven dragen. Dit geldt ook
voor alle inzittenden op trajecten in de stad.
Kinderen in de wagen moeten beveiligd
●
worden met een bevestigingssysteem dat
aangepast is aan hun gewicht en grootte, en
met de veiligheidsgordels correct omgegespt
›››
pagina
27.
●
Begin niet te rijden alvorens alle inzitten-
den hun veiligheidsgordel correct hebben
omgegespt.
●
Steek de slotgesp steeds in het overeen-
komstige stoelslot en zorg ervoor dat die
›››
. De
vastklikt. Het gebruik van een gordelslot dat
niet overeenkomt met de stoel vermindert de
bescherming en kan ernstig letsel veroorza-
ken.
Voorkom dat vloeistoffen of vreemde voor-
●
werpen in het klikelement van de sloten ge-
morst kunnen worden. Dit kan de werking van
de sloten en de veiligheidsgordels schaden.
●
Maak de veiligheidsgordel nooit los onder
het rijden.
Gebruik de gordel steeds voor slechts één
●
persoon tegelijk.
●
Reis nooit met baby's of kinderen op
schoot of omgegespt met dezelfde gordel.
●
Rijd nooit met dikke en losse kledingstuk-
ken, bijv. een jas over een vest, aangezien die
de passing en correcte werking van de veilig-
heidsgordel bemoeilijken.