●
Wacht na het uitzetten van de motor een
paar minuten zodat de olie in de carterpan
kan terugstromen. Wanneer de motor koud
staat, kan onmiddellijk het oliepeil gecontro-
leerd worden en zo nodig worden bijgevuld.
●
Open de motorkap
●
De vulopening voor de motorolie is te her-
kennen aan het symbool op de dop
beelding 166
en de peilstok aan de geverfde
greep.
Motoroliepeil controleren
●
Trek de peilstok uit de buis en droog hem
met een schone lap.
●
Schuif de peilstok opnieuw zo ver mogelijk
in de buis. Indien de stok een markering
heeft, moet deze markering bij het inschui-
ven in de overeenkomstige gleuf aan de bo-
venzijde van de buis passen.
Haal de peilstok er weer uit en controleer
●
›››
het motoroliepeil
Tab. op pagina
Schuif na het aflezen van het oliepeil, de
●
peilstok opnieuw tot onderaan in de buis.
Marges van het vulpeil van de motorolie
Afbeel-
Vereiste handeling al naargelang
ding 165
het vulpeil van de motorolie:
Gebied
Vul geen olie bij
A
236
Afbeel-
ding 165
Gebied
B
›››
pagina
230.
›››
Af-
Gebied
C
Motorolie bijvullen na de controle van het
peil
Vul alleen motorolie bij in kleine hoeveelhe-
den en in meerdere stappen:
●
Schroef de dop van de motorolie-vulope-
ning in de cilinderkop los
Roep de hulp van vakmensen in als u niet ze-
ker weet waar de dop zich bevindt.
●
Vul enkel motorolie bij die uitdrukkelijk
236.
goedgekeurd is door SEAT, in kleine hoeveel-
heden (niet meer dan 0,5 l / 1/2 galon tege-
›››
lijk)
●
Om te voorkomen dat u te veel olie toe-
voegt, dient u wanneer u een hoeveelheid
bijvult te wachten tot de olie in de carterpan
is gestroomd zodat de stijging van het peil
merkbaar is aan de peilstok.
›››
.
●
Controleer opnieuw het oliepeil voordat u
nog een kleine hoeveelheid toevoegt. Vul
nooit te veel motorolie bij
Aanwijzingen
Vereiste handeling al naargelang
het vulpeil van de motorolie:
U kunt ongeveer 0,5 l (1/2 kwart galon)
olie toevoegen. Het oliepeil kan in het ge-
bied
blijven, maar nooit boven
A
Het is absoluut noodzakelijk dat u olie toe-
voegt (ongeveer 1,0 l of 1 kwart galon).
Zorg ervoor dat het peil na het bijvullen
ongeveer in het midden van het gebied
blijft.
›››
Afbeelding
pagina
235.
›››
.
●
Wanneer het peil zich minstens in het ge-
›››
bied
Afbeelding 165
de peilstok zo ver mogelijk in de buis om te
voorkomen dat olie weglekt wanneer de mo-
tor draait.
.
A
●
Na het bijvullen van olie, draai de dop van
de vulopening goed dicht.
ATTENTIE
B
De olie kan ontsteken als ze in aanraking
komt met warme motoronderdelen. Dit kan
leiden tot brand, brandwonden en ander ern-
stig letsel.
●
Zorg er steeds voor dat na het bijvullen de
dop van de vulopening goed dichtgedraaid
wordt. Hierdoor voorkomt u dat motorolie op
de warme motoronderdelen kan weglekken
wanneer de motor draait.
166.
VOORZICHTIG
Start de motor niet als het oliepeil boven
●
›››
het gebied
Afbeelding 165
hulp van vakmensen in. Anders kunnen de
katalysator en de motor beschadigd raken.
Bij het vervangen of bijvullen van vloeistof-
●
fen, moet de betreffende vloeistof in de juiste
tank gegoten worden. Een vergissing bij het
toevoegen van vloeistoffen kan de werking
van de wagen ernstig verstoren en leiden tot
storingen in de motor.
bevindt, schuift u
B
ligt. Roep de
A