uitlaatgassen moeten ongehinderd kunnen
worden afgevoerd. De uitlaatgassen die ont-
staan wanneer de interieurvoorverwarming
werkt, worden afgevoerd via een uitlaatpijp,
die aan de onderzijde van de wagen is aan-
gebracht.
Bij de verwarming van het interieur, wordt de
warme lucht eerst naar de voorruit geleid, af-
hankelijk van de omgevingstemperatuur, en
daarna naar de rest van het interieur via de
luchtroosters. Indien de luchtroosters bij-
voorbeeld gericht zijn naar de ruiten, kan dit
de wijze van luchtverdeling beïnvloeden.
Naargelang de buitentemperatuur, kan de
temperatuur waarmee de interieurvoorver-
warming het interieur verwarmt iets hoger
zijn indien voor het inschakelen van de ver-
warming de temperatuurregelaar van de ver-
warming of airconditioning op de maximale
stand was ingesteld.
Naargelang de motor kunnen wagens met in-
terieurvoorverwarming uitgerust zijn met een
tweede accu in de bagageruimte, die de inte-
rieurvoorverwarming van stroom voorziet.
In welke gevallen wordt de
interieurvoorverwarming niet geactiveerd?
●
De interieurvoorverwarming heeft ongeveer
evenveel stroom nodig als het dimlicht. In-
dien het accupeil zeer laag is, wordt de interi-
eurvoorverwarming automatisch uitgescha-
keld of zelfs niet geactiveerd. Op die manier
138
Bedienen
worden problemen bij het starten van de mo-
tor vermeden.
●
De verwarming wordt telkens voor een en-
kele keer ingeschakeld. Daarnaast moet ook
de timer opnieuw geactiveerd worden telkens
men die wenst te gebruiken.
Let op
●
Tijdens de werking van de interieurvoorver-
warming zijn geluiden te horen.
Bij hoge luchtvochtigheid en lage buiten-
●
temperaturen, is het mogelijk dat het verwar-
mingssysteem condenswater afkomstig van
de interieurvoorverwarming verdampt. In dat
geval kan damp uit de onderzijde van de wa-
gen komen. Dit is geen storing van de wagen!
●
Indien de interieurvoorverwarming ver-
schillende malen en gedurende langere tijd
gebruikt wordt, kan dit de accu van de wagen
ontladen. Om de accu opnieuw te laden, dient
u een lang traject af te leggen met de wagen.
Als algemene regel geldt: rijd even lang als
de tijd dat de accu gefunctioneerd heeft.
Rijden
Besturing
Inleiding tot thema
De stuurbekrachtiging is niet hydraulisch
maar elektromechanisch. Het voordeel van
deze stuurbekrachtiging is dat er geen hy-
draulische bussen, hydraulische olie, filters
en andere onderdelen nodig zijn. Het elektro-
mechanische systeem bespaart brandstof.
Terwijl in een hydraulisch systeem de olie-
druk in het systeem constant moet blijven, is
bij elektromechanische stuurbekrachtiging
alleen energie voor het draaien van het stuur-
wiel nodig.
In wagens met een elektromechanische
stuurinrichting wordt de stuurbekrachtiging
automatisch aan de rijsnelheid en de draai-
hoek van het stuur en de wielen aangepast.
De elektromechanische stuurinrichting werkt
alleen bij draaiende motor.
ATTENTIE
Als de stuurbekrachtiging niet werkt, moet
bij het sturen veel meer kracht worden uitge-
oefend en is de wagen moeilijker te besturen.
De stuurbekrachtiging werkt alleen bij
●
draaiende motor.
●
Laat de wagen nooit met uitgeschakelde
motor uitrollen.