EHBO-doos
In het opbergvak linksachter bevindt zich een
›››
EHBO-doos
pagina
117.
De EHBO-doos moet voldoen aan de gelden-
de wettelijke voorschriften. Controleer de ver-
valdatum van de inhoud.
Brandblusser
Onder de bijrijdersstoel vindt u een brand-
blusser.
De brandblusser moet voldoen aan de gel-
dende wettelijke voorschriften, klaar voor ge-
bruik zijn en regelmatig worden geïnspec-
teerd. Controleer het certificeringzegel van de
blusser.
ATTENTIE
Losse voorwerpen in het interieur kunnen bij
bruuske manoeuvres, plotseling remmen of
ongevallen hard door het interieur vliegen.
●
Controleer of de brandblussers, EHBO-
doos, reflecterende vesten en de gevarendrie-
hoek stevig in hun houders zitten.
Noodgevallen
Bescherming van personen en de
wagen
In het midden van het instru-
Afbeelding 179
mentenpaneel: drukknop voor alarmlichten.
Raadpleeg de wettelijke vereisten voor con-
trole van een defecte wagen. In veel landen
is het bijvoorbeeld verplicht om alarmlichten
aan te zetten en een reflecterend vest te ge-
›››
pagina
260.
bruiken
Bij het gesleept worden en met de alarmlich-
ten aan, kan een verandering van rijrichting
of van rijvak worden aangegeven met de hen-
del van de knipperlichten. Het knipperen van
de alarmlichten wordt tijdelijk onderbroken.
Houd voor uw eigen veiligheid en die van de
inzittenden rekening met de volgende pun-
ten in de aangegeven volgorde:
1.
Parkeer de wagen op een veilige afstand
van het wegverkeer op een vlakke on-
›››
dergrond
.
2.
Schakel de alarmlichten in met de toets
›››
Afbeelding
179.
3.
Schakel de elektronisch parkeerrem in
›››
pagina
145.
4.
Zet de keuzehendel in de tussenstand of
›››
in de stand P
pagina
150.
5.
Zet de motor af en trek de sleutel uit het
›››
pagina
140.
contactslot
6.
Laat alle inzittenden uitstappen en op
voldoende afstand van het wegverkeer
wachten, bijvoorbeeld achter de van-
grail.
7.
Neem bij het uitstappen alle autosleu-
tels mee.
8.
Gebruik de gevarendriehoek om andere
verkeersdeelnemers te waarschuwen
voor de positie van uw wagen.
9.
Laat de motor voldoende afkoelen en
vraag indien nodig hulp aan gespeciali-
seerd personeel.
Voorbeelden van situaties waarin de
alarmlichten moeten worden ingeschakeld:
Als de voorgaande wagens plotseling snel-
●
heid minderen of als u een file nadert, om de
voertuigen achter u te waarschuwen.
●
In geval van nood.
Bij een defecte wagen.
●
●
Tijdens het slepen.
»
261