Bandenspanningscontrole-
systeem
Inleiding tot thema
De bandenspanningsindicator controleert tij-
dens het rijden met behulp van de ABS-sen-
soren de bandenspanning van de vier ban-
den. De sensoren controleren de afrolomtrek
en de trillingen van elke band. De banden-
spanningsindicator geeft tijdens het rijden
een waarschuwing af als het systeem een
aanzienlijke daling van de bandenspanning
in een of meer van de banden waarneemt.
Het systeem waarschuwt u over de daling van
de bandenspanning via het lampje , in
combinatie met een akoestisch signaal, en
een tekstbericht in het display van het instru-
mentenpaneel. Als u het bestuurdersportier
opent, vindt u aan de binnenkant van de stijl
een sticker waarop de vulspanning van de
banden wat maximaal toelaatbare belasting
per goedgekeurde band voor de wagen in
kwestie betreft, vermeld staat. Als u op de in-
stelknop van de bandenspanningsindicator
drukt, kunt u de bandenspanning vergelijken
zodat de te controleren bandenspanning
overeenkomt met de huidige bandenspan-
›››
ning
pagina
190.
Toepasselijk gebruik van instelknop
na
190.
188
Bedienen
ATTENTIE
Als u de wielen en banden verkeerd gebruikt,
kan de bandenspanning plotseling afnemen,
het loopvlak loslaten of de band zelfs explo-
deren.
Controleer de bandenspanning regelmatig
●
en zorg dat de banden altijd tot de aangege-
ven bandenspanning gevuld zijn. Als de ban-
denspanning te laag is, kunnen de banden te
heet worden en kunnen de loopvlakken losla-
ten en zelfs exploderen.
Als de banden koud zijn, moet u ervoor zor-
●
gen dat de bandenspanning altijd gelijk is
aan de bandenspanning die op de sticker ver-
›››
meld is
pagina
252.
●
Controleer wanneer de banden koud zijn re-
gelmatig de bandenspanning. Pas indien no-
dig de bandenspanning van de op de wagen
ingebouwde banden aan aan die van de ban-
denspanning bij koude banden.
●
Controleer regelmatig of de banden slijtage
vertonen of beschadigd zijn.
Overschrijd nooit de snelheid en maximum
●
toelaatbare belasting voor het type band van
uw wagen.
ATTENTIE
Als u de instelknop van de bandenspannings-
indicator niet correct gebruikt, is het moge-
›››
lijk dat de indicator verkeerde waarschuwin-
pagi-
gen afgeeft, of dat, ook al bestaat er het risi-
co dat de bandenspanning te laag is, dit niet
›››
aanduidt
pagina
190.
VOORZICHTIG
●
Als de ventieldoppen niet geplaatst zijn,
kunnen de ventielen van de banden bescha-
digd raken. Zorg er daarom voor dat de ven-
tieldoppen dezelfde zijn als de ventieldoppen
uit de serie en dat ze correct vastgeschroefd
zijn. Gebruik geen metalen ventieldoppen
›››
pagina
190.
Beschadig de ventielen niet wanneer u de
●
›››
banden wisselt
pagina
190.
Milieu-aanwijzing
Als de bandenspanning te laag is, neemt het
brandstofverbruik en slijtage van de banden
toe.
Let op
●
Vertrouw niet alleen maar op het banden-
spanningscontrolesysteem. Controleer de
banden regelmatig om er zeker van te zijn dat
de bandenspanning correct is en dat de ban-
den niet beschadigd zijn (steken, sneden,
scheuren en bulten). Haal het voorwerp uit de
band, mits dit niet in de band zelf vastzit.
Het bandenspanningscontrolesysteem is in
●
de fabriek ingesteld op de aanbevolen ban-
denspanning. Deze vindt u op de sticker aan
›››
de binnenkant van de stijl
Afbeelding
175.