Bijzonderheden bij rijden met
aanhangwagen
●
Bij een aanhangwagen met oplooprem
eerst zacht, daarna stevig remmen. Zo voor-
komt u remstoten door blokkerende wielen
van de aanhangwagen.
●
Als gevolg van het totaalgewicht van de wa-
gen/aanhangwagen, neemt de remweg toe.
●
Voor steile hellingen een lagere versnelling
kiezen zodat de motor als rem kan fungeren.
Als u dit niet doet, kan het remsysteem over-
verhit raken en niet meer goed werken.
Het zwaartepunt van de wagen en de rijei-
●
genschappen veranderen als gevolg van de
lading van de aanhangwagen en het grotere
gewicht van de wagen/aanhangwagen.
●
Als de trekkende wagen leeg is en de aan-
hangwagen beladen is, is de verdeling van
de lading onvoldoende. Als u onder deze
voorwaarden reizen moet, rijd dan voorzich-
tig en verminder overeenkomstig de snel-
heid.
Starten met aanhangwagen op helling
Rekening houdend met de helling en het to-
taalgewicht van de trekkende wagen/aan-
hangwagen, is het mogelijk dat bij het star-
ten van de wagen en aanhangwagen ze
enigszins"naar achtgeren lopen".
Start als volgt met het op hellingen trekken
van een aanhangwagen:
198
Bedienen
●
Rempedaal intrappen en ingetrapt houden.
Druk de toets
een keer in om de elektro-
●
nische parkeerrem uit te schakelen
145.
●
Druk de toets
in en houd de toets naar
achteren ingedrukt om de wagen/aanhang-
wagen en het elektronische parkeersysteem
uit te schakelen.
●
Met schakelbak: trap het koppelingspedaal
helemaal in.
Schakel de eerste versnelling of rijstand D
●
›››
pagina 150, Schakelen
in.
Haal de voet van het rempedaal.
●
●
Ga nu langzaam rijden. Laat hiertoe het
koppelingspedaal langzaam los (met auto-
matische versnellingsbak).
Laat de toets
alleen los als de motor
●
voldoende energie voor het verplaatsen van
de wagen/aanhangwagen levert.
ATTENTIE
Als u op de verkeerde manier aan de aan-
hangwagen trekt, kunt u de controle over de
wagen verliezen, met hierdoor ernstige gevol-
gen.
Rijden met aanhangwagen of zware of gro-
●
te voorwerpen transporteren, kan gemakke-
lijk rijeigenschappen wijzigen en de remweg
vergroten.
●
Rijd altijd anticiperend rond en voorzichtig.
Rem iets eerder.
Pas de snelheid en de rijstijl aan het zicht,
●
het wegdek, het verkeer en de weersomstan-
›››
digheden aan. Verminder snelheid, vooral op
pagina
steile hellingen.
Geef voorzichtig gas. Voorkom bruuske ma-
●
noeuvres en plotseling remmen.
Neem voorzorgsmaatregelen wanneer u
●
vooruit rijdt. Ga onmiddellijk langzamer rij-
den als u merkt dat de aanhangwagen kan-
telt.
●
Probeer in geen geval de wagen met aan-
hangwagen weer "recht te krijgen" door te
accelereren.
●
Houd u aan de snelheidslimieten voor wa-
gens met en zonder aanhangwagen.
Stabilisatie van
wagen/aanhangwagen
De stabilisatie van de trekkende wagen en
aanhangwagen is een uitbreiding van de
Elektronische Stabiliserings Controle (ESC)
en helpt samen met het tegensturingssys-
teem de "slingerbeweging" van de aanhang-
wagen te verminderen.
U kunt zien dat de stabilisator van de wagen
en aanhangwagen geactiveerd zijn aan het
controlelampje van de ESC in het instru-
mentenpaneel dat twee seconden langer dan
het controlelampje van het ABS blijft bran-
den.